Het principe en de doelstelling, de jeugd voor te bereiden op oorlogshandelingen, was niet nieuw in 1933. Het was ook niet uitslui-
tend Duits. In het Duitse keizerrijk van het einde van de negentiende eeuw was men al bezig om na te denken over de jeugd. In
1888 werden concepten voor de lichamelijke en geestelijke opvoeding door wetgeving vastgelegd, wat inhield dat volgens het mot-
to "Een gezonde geest in een gezond lichaam" sport en pre-militaire opvoeding werd aangemoedigd of zelfs verplicht gesteld. Het
was Pruisen niet geweest, als men niet had gevonden dat de opgroeiende jeugd voornamelijk nuttig was als vlees voor de kanon-
nen. De laatste oorlog van 1870-71 was meer of minder gewonnen door de lichamelijke conditie van de militairen die onmiddellijk
na een mars van méér dan vijftig kilometer een veldslag wisten te winnen.
Aan de overkant van het kanaal had een Engelse officier zijn oorlogservaringen in Zuid-Afrika omgezet in een buitenspel voor
jongens dat 'Scouting for Boys' werd genoemd, naar één door die officier (Robert Baden Powell) zelf geschreven en geïllustreerd
handboek.
«Padvinden voor jongens» deel 1 en de versie uit 1908
Boze tongen beweerden later dat dit boekje was geschreven om
jongens voor verkenners-diensten in het leger klaar te stomen.
Maar dat was in dit geval onzin. De oprichting van padvinder-ver-
enigingen ging in Engeland in het begin voornamelijk uit van de
kinderen zelf.
Robert en Lady Baden-Powell, gedeeltelijk na een veel gekopieerd schilderij uit zijn
goede jaren.
Anders was dat in Duitsland. Daar richtte men zich met nadruk op de mannelijke jeugd tussen lagere school en kazerne, waar "Wehr-
ertüchtigung" (paramilitaire training) van het grootste belang werd geacht. Onder de camouflage van sport en spel werd de manne-
lijke jeugd voor een belangrijk deel militaristisch 'opgevoed'. En we mogen aannemen dat de jongens dat in die tijd helemaal niet
zo erg vonden. Wij speelden op het schoolplein ook nog spelletjes die enkele jaren daarvoor bij de HJ in de mode waren. Dat doet
me denken aan het feit dat de jeugd van nu haar plezier digitaal beleeft, terwijl een groeiend aantal westerse militairen hun oorlog
voor een monitor uitvecht.
Van Call of Duty naar ciberwar.
We weten niet of deze generaalszoon zich verheugde op zijn toekomst maar om
een officierscarrière kwam hij niet omheen.
De Eerste Wereldoorlog leek de militaristen op het gebied van de
opvoeding gelijk te geven en in 1916 bedacht de opperste leger-
leiding een wet die voorzag in een dienstplicht van de jeugd ter
voorbereiding op oorlogshandelingen, grotendeels vervuld door
de 'Vaterländische Hilfsdienst', een soort jeugdig thuisfront. Na
de oorlog werden deze ideeën verder uitgewerkt en in praktijk
gebracht in de vorm van talrijke 'Wehrsportgruppen' (militaris-
tische sportverenigingen) van diverse rechts gerichte politieke
organisaties, partijen en verenigingen. Daarnaast was militaire
discipline een onderdeel van het programma van een meerder-
heid van niet aan een partij verbonden jeugd-organisaties. Nu
zien we dit onderdeel inderdaad ook nog steeds bij het scouting
- gedoe met een vlag, uniformen e.d.. Al heel vroeg, in 1922,
richtte in Duitsland, de pas tot NSDAP omgedoopte partij zich op
de jeugd en stichtte in München de "Jugendbund der NSDAP" als
eerste officiële jeugdorganisatie van de partij. Het idee en initia-
tief kwam niet van de partijleiding zelf, maar van het partij-lid
Adolf Lenk. Deze partij-jeugdorganisatie was oorspronkelijk opge-
deeld in twee groepen - de 'Jungmannschaften' voor jongens tus-
sen de 14 en 16 jaar en de 'Jungsturm Adolf Hitler' voor de leef-
tijden tussen 16 en 18. Deze laatste groep viel onmiddellijk onder
verantwoording en beheer van de SA en werd als jeugdafdeling
van deze organisatie aangemerkt.
Aanvankelijk droeg deze jeugd hetzelfde uniform als de vol-
wassen leden van de SA, in zover al van een officieel uniform
sprake kon zijn. Deze omstandigheid resulteerde in het feit dat
niemand buiten de partij maar ook daarbinnen de jongerenbond
als zelfstandige organisatie ervoer.
Nadat de partij in November 1923 de beroemde poging had gewaagd, de regering van Beieren omver te werpen, werd de NSDAP 
en haar organisaties voorlopig verboden, zoals we inmiddels wel weten, wat ook het tijdelijke einde van de jeugdorganisatie tot
gevolg had. Diverse splintergroepen smeulden echter na als een veenbrand en na opheffing van het verbod, gingen diverse van
deze groepen de machtsstrijd aan voor de acceptatie als nieuwe jeugdorganisatie van de partij, waaronder ook de door Gerhard
Roßbach opgerichte "Schilljugend". We kennen de heer Roßbach nog als leider van het vrijkorps Roßbach dat zich bij de SA had aan-
gesloten toen Ernst Röhm nog het scepter over de SA zwaaide.
Lidmaatschapszegel van de
Schilljugend.
Gerhard Roßbach dook in 1913 als
koninklijk Pruisisch luitenant van het
8ste West-Pruisische infanterieregi-
ment 175 in de annalen op en nam als
zodanig deel aan de Eerste Wereldoor-
log. Na de wapenstilstand van Com-
piègne formeerde de inmiddels tot leu-
tenant-kolonel gepromoveerde Roß-
bach een vrijwillige machinegeweer-
compagnie die zich met grensbeveili-
ging bezig hield. In Januari 1919 werd
de compagnie hernoemd tot "Sturmab-
teilung Roßbach" en ingezet in het ka-
der van de tijdelijke beveiliging van de
Duitse oostgrens in afwachting van de
feiten van het uiteindelijke vredesver-
drag. Het kwam erop neer dat de daar aanwezige Duitse troepen niet alleen geen gebied wilden afstaan, ze probeerden zelfs door Polen bezette gebieden terug te ver-
overen. Dit ging natuurlijk dwars tegen alle gemaakte afspraken in en in December 1919 werden de in het Oosten rommelende vrijkorpsen officieel ontbonden en doken
onder. In 1920 deed de groep Roßbach, samen met de beroemde marine-brigade Ehrhardt mee aan de opstand van Kapp in Berlijn.
Roßbach bleef controversieel actief. Als leider van een verboden organisatie,
werd hij desondanks gesteund en gebruikt door de Reichswehr. Hij participeerde in
het neerslaan van de de communistische opstand in het Rijnland, wat uiteindelijk de
totale bezetting van dat gebied door het Franse leger tot gevolg had. In 1923 nam
hij deel aan de "Münchenputsch" van Adolf Hitler. Na die mislukte opstand vluchtte
hij naar Oostenrijk en keerde Hitler zijn rug toe. Samen met Werner Laß, een matig
begaafde journalist, richtte hij de Schilljugend, de net besproken militaristisch natio-
nalistische jongerenvereniging, op.
Hij stichtte in de loop der komende jaren nog twee jongeren- en sport-organi-
saties, totdat hij in 1933 tot opleidingsinspecteur van de 'Reichsluftschutzbund' werd
benoemd. Maar deze baan kon hij slechts tot Juni 1934 houden. Toen deed de per-
soonlijke relatie tot Ernst Röhm en Edmund Heines hem de das om.
Op 30 juni 1934 werd een inval gedaan in zijn woning waar homoseksueel por-
nografische foto's werden gevonden, wat niet alleen strafbaar was in die tijd, maar
hem ook nog als vriend van Röhm en Heines identificeerde waar op dat moment de
doodstraf op stond.
Hij had geluk: Men liet hem de keuze tussen zelfmoord en ambtelijke doods-
verklaring. Hij leefde een vrij  betekenisloos leven onder andere naam totdat hij in
1967 in Hamburg, Noord-Duitsland, overleed.
Links: Vrijkorps Roßbach bij het massaal toetreden tot de SA.
Rechts: Roßbach met Adolf Hitler, de eerste met een zeer eigenwijze armband
die niets officieels heeft.
Toen leek alles nog koek en ei, de luitenantkolonel en de korporaal.
Maar de 'Schilljugend' werd het niet, want in Plauen, in het Vogt-
land (Sachsen) was het ene Kurt Gruber in 1926 gelukt om enkele
van deze splintergroepen bijeen te harken, samen te smeden en
uit te breiden. Zijn club werd bekend als "Großdeutsche Jugend-
bewegung" (GDJB) en bepaalde haar activiteiten voorlopig tot het
gebied Sachsen. Na enige schermutselingen om de macht,
kwam Gruber als overwinnaar te voorschijn en kreeg zijn clubje
erkend als officiële jeugdorganisatie van de NSDAP.
In Juli 1926 hield de opnieuw opgerichte NSDAP in Weimar haar
eerste partijdag. Op deze partijdag stond ook de GDJB trots aan-
getreden. Bij de in het verenigingsgebouw «Armbrust» (Kruis-
boog) gehouden vergadering over jeugd-kwesties, werd ook be-
sloten dat de Großdeutsche Jugendbewegung een andere naam
moest krijgen. Na enig beraad, rolde "Hitlerjugend, Bund deut-
scher Arbeiterjugend" uit de bruine pet. De naam was door ene
Hans Severus Ziegler, de latere plaatsvervangende Gauleiter van Thüringen, bedacht. Julius Streicher ging met het naamvoorstel naar
de partijleiding en had succes. Gruber werd tot Reichsführer van de HJ gekroond en nam zitting in het hoofdkwartier van de NSDAP.
Speld van de 'Deutsche Arbeiter-
jugend – HJ' – (Duitse Arbeidersjeugd).
Dit is nog een goedkoop, witmetalen
speldje met rode en zwarte ingebrande
verf.
Daarmee was de Hitlerjugend de enige officiële jeugdorganisatie van de NSDAP maar werd voor-
alsnog geen zelfstandige organisatie van de partij maar was tot 1932 onderdeel van de SA.
Lid worden van deze horde kon de mannelijke jeugd vanaf het 14de jaar. Als het lid 18 werd,
wachtte hem de eervolle verplichting, lid te worden van de NSDAP of - vanaf 1927 - van de SA.
Om jeugdleider bij de HJ te kunnen worden, moest men in bezit zijn van een schriftelijke
erkenning van de plaatselijke NSDAP-‘Ortsgruppenführer’ (gemeentelijke groepsleider).
Als onderdeel van de SA, deden de leden van de HJ mee aan propaganda-evenementen, boek-
verbrandingen en knokpartijen van de SA. Later, toen dat politieke geknuppel was afgestorven,
werden de jongens aan de Arbeidsdienst ter beschikking gesteld. Maar het was niet alleen maar
beschikbaarheid wat de partij-jeugd werd geboden.
Vanaf 1928 werden groepsavonden, groepsreizen en trektochten georganiseerd. In 1929 ont-
stonden HJ-scholierengroepen die door Adrian von Renteln, bijeen werden gesprokkeld en in de
Nationalsozialistische Schülerbund (NSS) opgeborgen. Dit was ook het tijdstip voor de vangst van
de kinderen tussen 10 en 14 jaar. Men kan met de indoctrinatie niet vroeg genoeg beginnen. Deze
dreumesen werden ondergebracht in een organisatie die 'Jungvolk' werd genoemd. Nu de meisjes
nog. In 1926 waren de "Schwesternschaften" (zustergemeenschappen) gevormd; verpleegsters zijn
handig in een geval van oorlog, had men in de vorige geleerd.
Adrian von Renteln werd vanaf 1933 voorzitter en president van diverse handels-
organisaties en uiteindelijk, in 1941, commissaris-generaal van Litouwen en in die
functie verantwoordelijk voor de dood van een groot deel van de plaatselijke Joodse
bevolking. Volgens de officiële lezing werd hij in 1946 door de Russen terecht ge-
steld. Maar er zijn ook geruchten over een vlucht naar Zuid-Amerika.
Al in 1923 waren binnen de NSDAP de eerste 'Mädchenschaften' (meisjes-verenigingen), ook weleens 'Schwesternschaften der Hit-
lerjugend' (Zusterbonden van de HJ) genoemd, ontstaan die vanwege de benaming nog weleens werden verwisseld met de organi-
satie van de 'NS-Schwesternschaft', de verpleegsters-organisaties van de partij, al kwamen meisjes van de 'Mädchenschaften' na hun
achtiende weleens bij de NS-Schwesternschaft terecht, zeker toen de behoefte aan ziekenhuis- en hospitaalpersoneel drastisch toe-
nam door de oorlogshandelingen en bombardementen van steden. In de jaren vóór 1930 was het algemene ledental van deze orga-
nisaties nog redelijk bescheiden, maar nadat alle splintergroepen in juni 1930 onder de naam 'Bund deutscher Mädel' werden sa-
men gevoegd, groeide het ledental gestaag. In 1931 telde de BDM reeds 1711 leden. Dat was ook het moment dat de BDM officieel
en onder aanvoering van bond-leidster Elisabeth Greiff-Walden in de Hitler-jeugd werd opgenomen. Uit de jaren 1930/31 dateren de
oprichtingen van locale groepen van de BDM, van de nationaal-socialistische scholierenverbond NSS en de jonge-meisjes-groepen
van de NS-Frauenschaft.
Baldur von Schirach, die was opgegroeid in een enerzijds liberaal (zijn moeder was Amerikaanse) en anderzijds traditioneel
royalistisch (zijn vader was ritmeester en officier in het Saksische garde-kurassier-regiment) gezin en sinds 1925 partijlid was en uit
de jeugdbeweging kwam, werd op 17 juni 1933 door Adolf Hitler tot Reichs-jugendführer benoemd. Hij gaf onmiddellijk na beëdi-
ging een verordening uit volgens welke alle nog bestaande en elkaar beconcurrerende jeugdverenigingen moesten worden ontbon-
den of rondweg verboden. Wat van deze organisaties wilde blijven bestaan, werd de HJ en het BDM binnen geveegd en wie niet
met de nazi's wilde samenwerken, ontbond de vereniging. Degene die op dit moment nog geen duidelijke keuze kon maken, werd
weg getreiterd of tot medewerking gedwongen. Op 1 december 1936 bepaalde de 'wet voor de Hitlerjugend' dat alle jongeren van
het Duitse Rijk waren verplicht lid te zijn van HJ of BDM. Dat gold echter alleen voor die jongeren die van zuiver 'Germaans bloed'
waren en gezond van lijf en leden.
Waarom niet alleen de mannelijke jeugd tot lidmaatschap van HJ
werd gedwongen, werd onder andere duidelijk uit een uitspraak
van Hitler tijdens een toespraak op het vrouwen-congres van
1935 in Nürnberg:
Baldur von Schirach
"De gelijke rechten voor de
vrouw bestaan daarin dat zij
in de haar van nature gegeven
levensfunctie die waardering
krijgt die haar toekomt. ...
Ook de Duitse vrouw kent
haar slagveld: met elk kind
dat zij aan de natie en de we-
reld schenkt, voert zij haar
strijd voor de natie."
De 'rijksreferente' (oppers-
te leidster) Jutta Rüdiger heeft
in het eerste oorlogsjaar, 1939,
haar werkterrein nog eens
schriftelijk geschetst:
"De jongens worden tot
politieke soldaten en de meis-
jes tot sterke en dappere vrou-
wen opgeleid die voor deze po-
litieke soldaten kameraden
Jutta Rüdiger, Reichsreferentin BDM-
HJ
zullen zijn - en onze nationaalsocialistische ideologie later in
hun families als vrouwen en moeders leven en vormen - en al-
dus een generatie van kracht en trots groot brengen.
Dat betekent niet:
Vrouwen die later in parlementen debatteren en discussiëren,
maar meisjes en vrouwen die van de levensnoodzaak van het
Duitse volk doordrongen zijn en dienovereenkomstig hande-
len."