Blog p35 Begonnen op dinsdag, 16 februari 2016
Het V&D-Drama
De winkelketen Vroom & Dreesmann is niet meer en velen vinden dat jammer. Het algemene oordeel was dat het bedrijf wat te behoudend was en te kleurloos. Daardoor liepen de inkomsten terug en werden de vaste lasten te hoog. En toen hebben de buitenlandse eigenaren de stekker eruit getrokken. Zo ongeveer dus maar nu precies: Wat was dat ook weer met V&D?
In 1889 hadden de heren Willem Vroom en Anton Dreesmann, twee Amsterdamse zakenlieden elk hun eigen winkel in manufacturen. Wat zijn manufacturen? Kijk naar het woord: 'Manu' heeft met de hand te maken en 'factuur', daar zit het woord factorij in wat met fabriceren te maken heeft. Het gaat dus om spullen die met de hand worden gemaakt, dat kunnen dus stoffen zijn maar ook met de hand vervaardigd porselein-artikelen, maar ook geknoopte wandkleden, alledaagse artikelen die dus in handwerk zijn vervaardigd.
Anton Dreesmann en Willem Vroom handelden dus in dezelfde spullen en omdat ze goede vrienden van elkaar waren, besloten ze in 1890 om van hun winkels 1 bedrijf te maken met gezamenlijke inkoop, want dat verminderde de kosten. Je kocht samen meer in en kon dus een betere prijs bedingen. Daarnaast waren ze ook nog zwagers van elkaar en beiden streng kerk gaande katholieken, dus ze hadden raakvlakken genoeg om het lang met elkaar vol te houden. Om de kostprijzen van inkoop nog verder te verlagen, openden ze meerdere winkels in Amsterdam totdat ze het vermoeden kregen dat Amsterdam verzadigd was. Ze besloten toen buiten de eigen stad uit te breiden. In 1892 openden zij derhalve aan de Binnenweg in Rotterdam hun eerste vestiging buiten de hoofdstad. Nu was het hek van de dam en werd het net de Jumbo. Tot 1907 hadden ze 12 vestigingen in diverse steden. Daarbij hadden ze hun eigen principes waar strak aan werd vast gehouden. Zo kwam de leiding van de vestigingen alleen in handen van familieleden. Als je Vroom of Dreesmann heette, lag jouw toekomst vast en werd je bedrijfsleider in een V&D. Ik heb geen idee of ieder familielid daar met plezier naar uitkeek. Maar het was ook een andere tijd. Gelukkig waren er altijd meer familieleden dan winkels en zo kon een broer van een der laatste Vroomen directeur worden van de Rijksacademie in Amsterdam. Zijn dochter Dominique trouwde met een middelmatige reclame-ontwerper die echter weer reclame maakte voor Vroom & Dreesmann. Nee, dat was niet de reden van hun faillissement. Ook niet het feit dat ik voor die man heb gewerkt, ja zelfs een deel van het vak heb geleerd en jarenlang de vrijdag-voordeel-advertenties heb verzorgd, die trouwens niet werden betaald. De vergoeding bestond erin dat het bedrijf van Adrian Jaspers, zo heette die man en eigenaar-directeur van Jaspers Studio('s), de grote seizoen-vrijdag-voordeel-advertenties mocht maken en daar wèl een rekening voor in mocht dienen.
Vanaf 1912 werd het aanbod in de winkelketen uitgebreid met gordijnen, meubels, vloerkleden en bedden. In die tijd werd de vestiging in de Kalverstraat in Amsterdam in gebruik genomen. Hier was het eerste echte warenhuis in Nederland ontstaan met liften en roltrappen volgens Amerikaans model.
In 1919 traden Willem Vroom en Anton Dreesmann als directeuren terug en werden opgevolgd door de oudste zonen Bernhard Vroom en Willem Dreesmann.
In 1921 was Alkmaar aan de beurt voor een filiaal van V&D en daar was ik blij om want in de voedselafdeling kocht ik wekelijks mijn specialiteiten. Zij verkochten daar Duitse soepen van hoog niveau en speciale soorten thee die je nergens anders kon krijgen. Ze hebben die afdeling echter nooit helemaal winstgevend kunnen maken en jaren later werd de winkel verkocht en kwam een schoenenzaak van Scapino in die inmiddels ook failliet is.
In de twintiger jaren werd een personeelsfonds opgericht dat financiële hulp moest bieden bij invaliditeit of bij overlijden voor de nabestaanden.
In 1948 werd de Coöperatieve Handelsonderneming Vroom & Dreesmann opgericht. Dat hield in dat de centrale inkoop niet meer door de directie van het bedrijf werd geregeld maar door speciaal hiervoor aangenomen experts en de hoofddirectie werd uitgebreid tot vijf man. De afspraak bleef staan dat altijd een lid van de familie van Willem Vroom en Anton Dreesmann zitting had in de directie. Bernhard Vroom werd automatisch voorzitter van V&D Nederland. Maar het bedrijf was te groot geworden voor de familieleden van Vroom en Dreesmann. Aan de tweehoofdige leiding van hun afstammelingen was een einde gekomen.
Na de jaren vijftig hadden alle middelgrote steden in Nederland hun eigen Vroom & Dreesmann, meestal in het centrum van de stad en daardoor mede stadsbeeldbepalend. Nu werd er ook de zelfbediening ingevoerd en het assortiment drastisch uitgebreid, grammofoonplaten en sport- en drogisterijartikelen completeerden de collectie.
In de jaren zestig waren er nog steeds kleine en middelgrote steden, te klein voor een vestiging van een gewoon Vroom & Dreesmann warenhuis. Daarvoor werd de Vendet-formule bedacht, een soort kleinschalige V&D met een deel van het gewone assortiment, verdeeld over een kwart voedingswaren en driekwart overige artikelen.
In 1971 werd de kleinzoon van Anton Dreesmann directeur van de winkel- en warenhuisketen. Het bedrijf bestond inmiddels uit twintig nv's en de nieuwe directeur bracht het geheel onder in een nieuw opgericht Vendex International, bestaande uit bedrijven en merken die inmiddels aan V&D waren aangesloten.
In 1987 bestond V&D honderd jaar voor alle betrokken familieleden, ooit begonnen met de winkels van Willem Vroom en Anton Dreesmann. Maar tegelijkertijd begon de narigheid voor de warenhuisketen want voor het eerst werd er verlies geboekt en wel 36 miljoen gulden. Gelukkig maakte Vendex nog steeds 226 miljoen gulden winst. Maar het was wel een teken aan de wand. Toen gaf Anton Dreesman wegens ziekte vervroegd het heft uit handen en aan opvolger Arie van der Zwan. Van der Zwan was de frisse wind en hij begon een plan op tafel te leggen voor een omzetverbetering waarbij 2100 personeelsleden moesten worden ontslagen, waarvan 1400 gedwongen. De raad van commissarissen vond dat een fijn plan maar Anton Dreesmann vond de actie asociaal en hield het plan tegen. Van de Zwan stpte in het voorjaar van het volgend jaar op. Het was inmiddels 1989.
Rond 1995 ging Vendex naar de beurs en konden de familieleden hun aandelen verzilveren. Twee jaar later werd Vendex opgesplitst in een detailhandels- en een dienstenbedrijf (Vedior).
In 1998 werd een nieuwe kunstgreep toegepast. Vendex fuseerde met Koninklijke Bijenkorf Beheer (KBB) tot Vendex KBB wat later tot Maxeda werd omgedoopt. In 2005 werd het vastgoed voor 1,4 miljard euro verkocht en terug gehuurd. Dat leverde Vendex KBB in totaal 618 miljoen euro winst op. Dat was het dan voorlopig.
Nieuwe wegen voor omzetvergroting werden gezocht en binnenhuisarchitect Jan de Bouvrie kreeg opdracht voor de restyling van voorlopig zeven vestigingen. Daar werd het kleuriger, minder vol en er kwamen zitgelegenheden maar de omzetstijging bleef uit en dus bleef het er ook bij. Dat was in 2003. In 2007 vond er opnieuw een behoorlijke vernieuwing plaats en in die beweging werd het filiaal aan de Kalverstraat in Amsterdam heropend. Tot 2011 werden ook veel andere winkels opnieuw onder handen genomen. De naam Vroom & Dreesmann verdween van de gevels en maakte plaats voor V&D.
V&D bleef uitbreiden waarbij de winkelketen van Ter Meulen werd over genomen en in Doetinchem het failliete warenhuis Huls. In 2008 vond men het eindelijk tijd worden voor een webwinkel.
En toen begon de tragiek echt. In 2010 werd de V&D-holding, inclusief La Place B.V. door eigenaar Maxeda verkocht aan Sun Capital Partners. V&D mocht doorgaan met zijn huidige strategie en de keten La Place B.V. zou nog drie jaar onderdeel blijven van de V&D-holding. De Amerikaanse eigenaar opende nog wel twee nieuwe vestigingen.
Maar V&D-holding bleef verlies boeken, 19 miljoen euro in 2012. Er werd een nieuwe CEO naar binnen gehaald maar die bleef niet en werd tweemaal opgevolgd. Men wist het duidelijk niet meer. Verschillende formules werden uitgeprobeerd maar ze hadden geen lang leven. De shop-in-shop-formule leek te werken en een groot aantal winkels werden naar binnen geloodst, zoals Dixons, Hunkemöller, Perry Sport (waar ik nog weleens plastic wapens voor mijn stripverhalen heb gekocht), Prénatal voor babyspullen, Six, Didi, Oasis, Esprit, Rituals Cosmetics en Mexx.
La Place deed het goed. De formule was dat ook. Het eerste restaurant was uit 1987. Eind 2015 zaten er in V&D warenhuizen in totaal 55 restaurants van La Place.
Maar geen enkel succesje kon de crisis tegen houden. 2013, 42 miljoen euro verlies op een omzet van 619 miljoen; 2014, 49 miljoen verlies op een omzet van 604 miljoen. Je ziet het, de omzet gaat achteruit maar het verlies neemt toe. In december krompen de banken de faciliteit in tot 2 miljoen en op 9 februari moest 35 miljoen worden betaald aan de leveranciers maar het geld was op. Er volgde overleg met de banken en op 31 januari werd een kredietmogelijkheid geboden tot 22,5 miljoen euro. V&D bood een tegemoetkoming in de vorm van ontslag van 50 werknemers van de 450 van het servicecentrum in Amsterdam. Men hield niet van ontslag bij V&D, dat was duidelijk.
In 2015 begon het dweilen met de kraan open. V&D vroeg aan het personeel een korting op de salarissen met 5,8%. De vakbonden tekenden bezwaar aan. Bij hen had deze massaontslag van het moment blijkbaar de voorkeur. Vanwege de liquiditeitsproblemen eiste de winkelketen in een brief van 19 januari 2015 van haar verhuurders van de panden een huurvrije periode van vier maanden, beginnend in februari en eindigend in mei 2015. Daarnaast wilde men ook een huurprijsverlaging in ruil voor inkrimping van de totale winkeloppervlakte. Daar ging de vastgoedmaffia echter niet mee akkoord. Waarom vastgoedmaffia? Vastgoed wordt bijna altijd beheerd door maffia. Het zijn ondernemers bij uitstek, in de regel ordinaire kapitaalbeheerders zoals de IEF in den Haag, het soort dat ikzelf graag onteigend zou zien worden en afgeschoven naar een onbewoond eiland.
Begin februari werd met de belastingdienst een uitstel van betaling gereld. Uiteindelijk gingen alle verhuurders op vier na (welke vier waren dat?) akkoord met een regeling waarbij 41,1% van de actuele huurprijs zou worden betaald inclusief de btw over het hele bedrag, terwijl de resterende 58,9% op een aparte rekening zou worden vast gezet. De regeling hield echter in dat eigenaar Sun Capital 30 miljoen in V&D zou steken. Daarmee was het faillissement eventjes van de baan.
Sun Capital Partners gaf 10 juli 2015 aan, nog eens een bedrag van 47 miljoen euro in V&D te steken, waarmee het bankkrediet zou kunnen worden afgelost. Op 1 september liet V&D weten dat er in het hoofdkantoor 100 werknemers zouden worden ontslagen en 300 in de winkels.
Het mocht niet baten, de verkoopcijfers bleven teruglopen, volgens V&D zelf mede door de zachte winter waardoor de wintercollectie bleef liggen, een omzettekort van 25 miljoen.
Mondia Investments B.V. uit Zeist, de verhuurder van de V&D-vestiging in Hengelo, was een van de vastgoedmelkers die niet akkoord waren gegaan met het voorstel van V&D. Maar V&D dacht hen op dezelfde manier te kunnen betalen als de overige vastgoedmagnaten. Mondia ging naar de rechter en kreeg in eerste instantie gelijk. Maar in hoger beroep werd Mondia toch in het ongelijk gesteld omdat de bedrijven die waren akkoord gegaan met het voorstel van V&D het verstandig vonden om V&D in deze te steunen. Het gerechtshof vond dat Mondia in zekere mate misbruik van bevoegdheid had gemaakt, een argument dat door de verdediging was aangevoerd. De zaak werd naar een bodemprocedure verwezen.
Op dezelfde dag als het arrest trok Sun Capital Partners zijn toezegging van de extra 47 miljoen euro kredietgarantie weer in en moest de V&D Group uitstel van betaling aanvragen. En toen kon je pas echt van een dijkdoorbraak spreken. Nadat op 23 december uitstel van betaling was verleend werden alle V&D-constructies inclusieve La Place failliet verklaard. Op het moment van faillissement had V&D en La Place een totale schuld van € 55.745.000 oftewel bijna 56 miljoen euro, dat is ongeveer wat de Noord-Zuidlijn in Amsterdam aan meerkosten boven de raming vroeg.
En toen begon het gevecht om de doorstart. Wie gaat er met het lijk van V&D vandoor? Jumbo Group Holding wilde een groot deel van La Place over nemen. Het boerenzootje uit Limburg zag zijn kans schoon om een restaurantketen op te kopen voor de laagste prijs, hun principe. Een Canadees bedrijf was een tijdje geïnteresseerd maar die wilde alle panden verbouwen en een nieuwe formule invoeren maar wilde er niet voor betalen maar gewoon de huur blijven betalen die V&D had betaald. Dus alle veranderingen moest gratis worden geleverd en daar hadden de huisjesmelkers natuurlijk geen zin in. En dan was er nog die absolute handelaar Roland Kahn, zo'n type Caranza, omhoog gesjacherd marktkoopman die het kledingmerk Cool Cat hanteert. Maar hij wilde niet alle panden en natuurlijk het onderste uit de kan, zoals een lijkenfledderaar dat wil. En hij is inmiddels ook weer uit beeld. Op dit moment zijn de deuren van V&D gesloten van de warenhuisketen en gaat er een gat gapen in elk stadscentrum, iets waar de honden tegenaan pissen.
Persoonlijk heb ik niets meer met Vroom & Dreesmann, maar in Purmerend was het de enige winkel waar mijn dochter op kort termijn kon slagen, terwijl we de hele stad waren af geweest. Maar dat redt een warenhuisketen niet. Een journalist zei bij DWDD dat we het moeten loslaten, uiteindelijk gaat de Bijenkorf ook niet lekker. Misschien is de tijd van de grote warenhuizen wel voorbij want iedereen is op jacht naar het snelle geld. En de koop via Internet is in de afgelopen maanden met 25% toegenomen.
Nu een andere belichting. Vroom & Dreesmann is ook een stukje nationaal product en nationaal bezit. Waarom wordt een ABN overeind gehouden maar laat men een meer dan honderd jaar oude winkelketen gewoon zakken? Geen snel geld. In mijn staat, als die er zou zijn, zou de marketing-afdeling van de staatsadministratie of in dit geval rijksadministratie diverse specialisten de opdracht geven om de toekomstige mogelijkheden van een dergelijk bedrijf te onderzoeken en visies op te stellen. Je zou er bijvoorbeeld over na moeten denken of er in het centrum van de stad niet een gezellig plekje zou kunnen zijn, waar je inderdaad inkopen zou kunnen doen maar ook gezellig zou kunnen vertoeven, en waar inderdaad diverse bedrijven die zich in deze tijd geen groot pand kunnen veroorloven maar toch een duidelijke functie hebben in een stad, onderdak kunnen vinden zoals in het Eghert- centrum in Purmerend, dat trouwens ook met van alles te kampen heeft. Voorlopig zijn alle investeerders hun geld, hoe dan ook, kwijt. Misschien is dit wel een mooie gelegenheid om eens goed na te denken hoe het moet in de toekomst. Wordt het inderdaad Zalando overal, dan kunnen we alle warenhuizen wel opdoeken en moeten we ernaar kijken zoals we dat tegenwoordig veelal met de kerken doen. Soms wordt er een zinvolle invulling gegeven aan zo'n gebouw en soms ook weer absoluut niet. We leven in een overgangstijd en het wordt hoog tijd dat we ons eens echt met de toekomst bezig houden. Wat men ook zal doen, het zal in ieder geval weer een hoop geld kosten. Laten we in het geval van Vroom & Dreesmann eerst eens beginnen door alle gebruikte panden te onteigenen om met een schone lei te kunnen beginnen.