Kleine rekensom:
Toen Adolf Hitler werd geboren, was zijn
vader 52 en zijn moeder 29 jaar oud.
De stamboom van de man die vanaf 1933 tot 1945 de geschiedenis in de wereld zo dramatisch zou beïnvloeden, gaat terug tot
1807 en de geboorte van een man waarvan wordt aangenomen dat hij Johann Hiedler of Hüttler (een Hüttler is een keuterboer, een
man die in een hut woont) heette en getrouwd was met de vijftien jaar oudere Eva Maria Decker die leefde van 1792 tot 1873. Hij
kreeg rond 1836/37 een relatie met een 8 jaar oudere vrouw die toen 42 was en de naam Anna Maria Schicklgruber droeg. Zij leefde
van 1795 tot 1847. Samen kregen zij in 1837 een onecht kind dat Alois werd gedoopt en van de wet de naam van zijn moeder kreeg
toegewezen. De moeder stierf toen het kind 10 jaar oud was. De vader had met zijn vrouw Eva een dochter, geboren in 1830 en
naar de vader Johanna gedoopt. Deze dochter trouwde met ene Johann Baptist Pölzl en kreeg in 1860, toen ze dertig jaar oud was,
een dochter, Klara Pölzl. Alois Schicklgruber werd na de dood van zijn moeder opgenomen in het gezin van de broer van zijn (ver-
moedelijke) vader, Johann Nepomuk Hüttler, neem ik aan, want op 23 november 1876, toen hij 39 was, kreeg hij officieel via de
dorpspastoor van Döllersheim de naam van zijn vader en oom die op dat moment werd genoteerd als Hitler. Onze Alois trouwde in
totaal 3 keer en bij de derde keer met de 23 jaar jongere kleindochter van zijn vader, namelijk Klara Pölzl die leefde van 1860 tot 1907 
en daarmee vier jaar ouder werd dan onze Alois. Dat alles speelde zich af in Braunau aan de Inn, in Oostenrijk. Onze nijvere Alois,
volgens zoon Adolf douanier, maakte met zijn Klara tussen 1885 en 1896 zes kinderen, de eerste drie binnen drie jaar en toen kwam, 
op 20 april 1889, zoon Adolf ter wereld.
Dolfi mogelijk nog volledig onschuldig.
Zoon Adolf was een rustig kind met een zekere verlegenheid. 
Toen hij veertien was, overleed zijn autoritaire vader, wat Hitler
met een zekere opluchting moet hebben ervaren. Hij had een
warmere band met zijn moeder die vier jaar later zou overlijden.
De jonge Hitler staat in de geschiedenis bekend als dagdromer
die niet van werken hield. Hij zag hogere doelen voor zich weg
gelegd, waarin hij, tot op zekere hoogte, gelijk zou krijgen. Zijn
schooltijd kostte hem grote moeite; hij bleef zelfs een keer zit-
ten. In de Realschule in Linz deelde hij de klas met de latere filo-
soof Ludwig Wittgenstein wat echter geen invloed op zijn verdere
leven gehad schijnt te hebben.
Schoolfoto uit de Realschule in Linz:
Adolf Hitler en de toekomstige filosoof
Ludwig Wittgenstein.
Hitler was een dromer, geen filosoof. We kunnen zelfs stellen dat zijn raakvlakken met de rea-
liteit beperkt waren. Geen denker dus. Wat dan wèl? Vanaf een bepaald moment, nadat hij op zes-
tienjarige leeftijd en zonder diploma van school was gegaan, begon hij zichzelf als kunstenaar te
zien en de mensen in zijn omgeving zeiden dat hij talenten had die hij moest gaan ontwikkelen.
In 1907 vertrok Adolf naar Wenen om zich in te laten schrijven in de plaatselijke kunstacademie.
Maar de academie wees hem af, volgens de directeur had hij een zeker talent dat eerst nog door
privélessen verder moest worden ontwikkeld voordat hij enige kans op toelating kon maken. Ook
werd hem gesuggereerd dat de architectuur mogelijkheden bood, gezien het feit dat Hitler graag landschappen met gebouwen
schilderde.
Voorbeelden van Hitlers schilderkunst. Hij schilderde voornamelijk aquarellen en
dat deed hij op een traditionele manier en vaak zonder aanwezigheid van mens of
dier.
Een studie betekende werk en aan werken had hij een hekel. Dat zat er dus allemaal niet in. Wat dan wèl? Niets. Hij zwierf als
armoedzaaier door Wenen, schilderde af en toe plaatjes voor ansichtkaarten en knapte zo nu en dan wat vage klusjes op. Geld ver-
diende hij nauwelijks. Zijn financiële basis werd gevormd door een karige wezenuitkering. Dit was de tijd waarin zijn ideologische
basis werd gevormd. Door zijn armoedige en vaag artistieke status, verkeerde hij in kringen die we nu misschien de zelfkant van de
samenleving zouden noemen. De oorzaak van alle mislukking lag niet bij de mislukte maar bij de overheid, de democratie, de Joden
en Zigeuners. In Wenen ontwikkelde hij ook zijn Duits-nationalistisch denken dat hij graag in felle discussies verdedigde. Hij was
een demagoog die geen inhoudelijke tegenspraak duldde en begon te schreeuwen als hij het niet met argumenten kon winnen.
Het antisemitisme was in die tijd sterk in opkomst in het Wenen van vóór de Eerste Wereldoorlog dat scheen te worden aange-
wakkerd door het toenemende Slavische separatisme dat uiteindelijk ook de aanleiding tot de oorlog van 1914 zou worden met de
moord op de Oostenrijkse troonopvolger door een Servische nationalist. Daar kwam bij dat veel Joodse fabriekseigenaren goedko-
pere Slavische arbeiders in dienst namen, waardoor voor sommigen in Oostenrijk de samenstelling van de bevolking een als verve-
lend ervaren verkleuring onderging. Waar hebben we dit meer gehoord? Aansluiting bij het machtige Duitsland zag men in sommi-
ge kringen als een welkome verbetering van de verhoudingen. In zijn antisemitisme stond Hitler dus niet alleen.
Helena Blavatsky, medeoprichtster van de Theosofische Vereniging, schreef in haar boek «De Geheime Leer» (die na publica-
tie niet zo geheim meer was) over het "Arische ras" dat als "vijfde kosmische gangmaker" een belangrijke rol van wereldformaat was
toebedeeld. De "Semitische volken" betitelde ze als voorbijgaand en inferieur. Nu is het de vraag of Hitler bekend was met de niet al
te toegankelijke stellingen van Helena of enig ander lid van die esoterische organisatie waar later de antroposofen uit voort zijn ge-
komen, zoals bij voorbeeld de groep rond grondlegger Rudolf Steiner die in eerste instantie ook niet vrij was van racistische denk-
beelden maar later toch overstag ging en het racisme veroordeelde. Duidelijk is in dit geval dat racisme vaak inspeelt op bepaalde
emoties en daardoor altijd aan gewicht en belang lijkt te winnen. Zo ook in het Wenen van vóór, tijdens en na de Eerste Wereld-
oorlog. Vaak moeten drastische meningen en uitspraken ook een gevoel van minderwaardigheid camoufleren, wat weer zou kun-
nen passen in de sfeer waarin Hitler in Wenen vertoefde.
Helena Blavatsky, medeoprichtster van
de Theosofische Vereniging en autorin
van een groot aantal boeken, waar-
onder: Isis Ontsluierd, De Geheime Leer,
De Stem van de Stilte, De Sleutel tot de
Theosofie.
In de lente van 1913 emigreerde de 24-jarige Adolf Hitler naar München in het Zuid-Duitse ko-
ninkrijk Beieren en ontsnapte daarmee aan de militaire dienst in Oostenrijk. Ik neem niet aan dat
hij om die reden Oostenrijk heeft verlaten maar eerder om de gedachte dat je in het Oostenrijk
van toen - en vermoedelijk ook van nu - niet makkelijk van de grond kwam en dat er een algemeen
idee heerste dat het allemaal in Duitsland en vooral ook in München gebeurde. De kans was groot
dat er een situatie zou kunnen ontstaan waarbij Oostenrijk zou worden ingelijfd bij Duitsland - en
niet andersom.
Zijn vertrek uit Oostenrijk was in dat land echter niet onopgemerkt gebleven en zijn vaderland
verzocht Beieren om uitlevering van de vermoedde ontduiker van de dienstplicht. Hitler reageerde
schriftelijk geagiteerd op de beschuldiging die bij een proces in zijn land tot gevangenisstraf had
kunnen leiden. De autoriteiten accepteerden echter het verweer en ontsloegen hem van strafver-
volging mits hij zich in Oostenrijk voor de keuring zou melden. Dat deed Hitler en werd prompt af-
gekeurd.
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd in Duitsland in het algemeen en door Hitler in
het bijzonder met enthousiasme begroet. Men dacht optimistisch aan een herhaling van het avon-
tuur uit 1870 en meende dat varkentje wel even te kunnen wassen. De werkeloze Hitler meldde
zich onmiddellijk als vrijwillige en diende 4 jaar bij het 16de Beierse reserve-infanterie-regiment.
De nijvere dienstklopper kreeg een functie als ordonnans en stortte zich enthousiast in het krijgs-
gewoel in de voorste linies. Zijn eerste echte kennismaking met de oorlog was de eerste slag om
Ieper in 1914. In december van dat jaar werd hem het IJzeren Kruis 2de klas uitgereikt voor getoon-
de moed.
Hitler in dienst in 1916.
In mei 1918 kreeg hij een
regimentsdiploma voor betoon-
de dapperheid tegenover de
vijand en in december van dat
jaar kreeg hij het IJzeren Kruis
1ste klas uitgereikt, dat niet
vaak aan manschappen toe-
kwam, want in rang kwam hij
niet verder dan korporaal om-
dat zijn compagniechef vond
dat hij absoluut ongeschikt was
om leiding te geven. Dat weten
we nu allemaal. Kort voor het
einde van die oorlog raakte Hit-
ler tijdens een gasaanval gewond. Hij werd voor de duur van drie maanden verblind en een slecht gemikt schot had een geul langs
zijn voorhoofd gegraven. Die verwonding heeft hij later met die beroemde haarlok gecamoufleerd, wordt gemompeld, hoewel ik
dat niet kan bevestigen. Een schampschot langs het hoofd zouden tegenstanders eventueel kunnen gebruiken om aan zijn geeste-
lijke vermogens te twijfelen, wordt gezegd in een wat krampachtige poging, die theorie te bevestigen. Echt dom was hij echter niet
en echt krankzinnig ook niet, al waren er wel genoeg tekenen in zijn gedrag en denkpatroon waar moderne psychologen wel een of
meer aandoeningen uit zouden hebben kunnen diagnostiseren, beginnend bij paranoia. En dan zat er wellicht nog het één en an-
der uit het autisme-spectrum, zoals PDD of zelfs een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Zijn erfelijke eigenschappen zullen ook wel
niet over naar huis te schrijven zijn geweest.
Pentekening van Adolf Hitler na de
Eerste Wereldoorlog, vermoedelijk
zelfportret.
Toen de oorlog was afgelopen, bleef Hitler in dienst van het leger als infiltrant in door de na-
tionalistisch getinte legerleiding als gevaarlijk of dubieus geachte politieke bewegingen, vooral als
deze een linkse signatuur hadden. Er is een melding over de aanwezigheid van ene Hittler bij de
communistische opstandspoging in München in 1919. Het is best mogelijk dat Adolf toen al als in-
filtrant was ingezet.
Nadat Vrijkorps en 'Reichswehr' de communisten en ex-anarchisten van de Beierse raden-repu-
bliek hadden verjaagd, werd de historicus Karl Alexander von Müller uit München politiek actief. Hij
zocht het gezelschap op van de jonge nationalistische officieren die toen in München de politieke
sfeer gingen bepalen. Tijdens een toespraak voor een verzameling van militairen viel hem een
man door zijn eigenaardig indringende manier van spreken op. Die man had een bleek, mager
gezicht onder een on-militair neerhangende pluk donker haar. Hij had een kort geknipte snor en
opvallend grote, lichtblauwe, kil fanatieke ogen. Müller was met een goede schoolvriend, kolonel
Karl Mayr komen kijken en luisteren. Müller wees naar de spreker en zei tegen zijn vriend:
"Weet jij wel dat jij een demagogisch natuur-talent tussen jouw instructeurs hebt?"
Mayr, kolonel in de generale staf en commandant van de Afdeling Ib/P in het Rijksgroeps-com-
mando 4 (Beieren), verantwoordelijk voor pers en propaganda, kende de man als de Hitler uit het
List-regiment. Hitler reageerde met trots en verlegenheid op het feit dat een hoge militair notitie
van hem nam en hem nog wilde spreken ook. Dit gevoel van onderdanigheid is Hitler nooit kwijt
geraakt en heeft altijd zijn houding en zijn beslissingen tegenover het leger bepaald.
Politiek kolonel Mayr herkende onmiddellijk het propagandistische talent van de korporaal en
zette hem voortaan in als stemmingmaker op plekken waar het nationalistisch ideologische front
dreigde te wankelen. Daar werd Hitler ingezet om in een laatste retorische aanval de koppen de-
zelfde en vooral de ‘goede’ kant uit te laten kijken.
Mayr kreeg steeds meer respect voor zijn agent en sprak hem aan met 'geachte heer Hitler'.
Hij ging hem voor grotere doelen gebruiken en stuurde hem als spion naar de diverse politieke partijen ter observatie. Zo stuur-
de hij Hitler in september 1919 ook naar de vergaderingen van de Duitse Arbeiderspartij (de DAP), een stel nationalistische sektariërs
die er, naast de haat voor Joden en republiek, een kleinburgerlijk 'gevoels-socialisme' op na hielden. De gestuurde militair-agent
werd al snel de meest favoriete spreker op de DAP-bijeenkomsten en kletste voorzichtiger concurrenten met ad rem geplaatst re-
pliek onder de biertafel.
In Januari 1920 koos de 64 man sterke partij Adolf Hitler tot hun propagandachef, accepteerde het door hem beïnvloedde partij-
programma en ging zich «Nationalsozialistische Deutsche Arbeiter-Partei» noemen.
Links: Karl Alexander Müller; rechts: Karl Mayr.
Die piepkleine partij in wier naam het woord "Arbeiter" een
socialistische en dus verdachte klank had, was opgericht door de
spoorwegambtenaar Anton Drexler met geld van Thule-Gesell-
schaft-lid Karl Harrer.
Er is wat gedoe rond het lidmaadschapsnummer van Hitler
dat volgens de geschiedschrijving "7" was en daarop leek te wij-
zen dat de partij maar zeven leden had. Hitler was echter lid
nummer 55, al wees zijn kaart nummer 555 aan omdat men om
propagandistische redenen het ledental bij 501 begon te tellen.
Die 7 duidde op het feit dat Hitler het zevende lid van het dage-
lijks bestuur was. De toetreding van Hitler had te maken met een
incident waarbij een gast kritiek uitte op de partij en Hitler de
persoon zodanig van repliek diende dat deze ontdaan en bele-
digd de zaal verliet. Toen Hitler tevreden over zijn succes wilde
vertrekken, kwam Drexler achter hem aan en vroeg hem of hij
niet bestuurslid wilde worden. Hitler dacht er een nacht over na
en nam de volgende dag het roer over.
De publieke belangstelling voor de kleine partij groeide in
razend tempo. Hitlers demagogische kwaliteiten waren als een
reusachtige magneet op het ontevreden en teleur gestelde deel
van de bevolking van München. De tijden vlak na die verschrikke-
lijke oorlog en zijn gevolgen waren explosief geladen en Hitler was er de man naar om de lont aan
te steken. De communistische 'Novemberrevolutie' gaf de doorslag. Hier manifesteerde zich de
vijand in een herkenbare en hanteerbare vorm. Het was links en het was Joods en het was geschikt
om de schuld aan de verloren oorlog in de schoenen geschoven te krijgen, waarbij de gematigde
regering van Weimar bij monde van Ebert nog een handje hielp door de "dolkstoottheorie" een
bruikbare en vooral misbruikbare realiteit te verlenen. Het was koren op de molen van de dema-
goog Hitler en zijn aanhang bleef maar groeien.
D.A.P.-Lidmaatschapsbewijs van Adolf Hitler