Van de bekende figuren van het Derde Rijk was Rudolf Heß toch wel de meest treurige en historici en psychologen discussiëren
nog steeds over de vraag of hij nu echt gek was of niet.
Rudolf Heß - schilderij uit het begin van de jaren '30.
Rudolf Walter Richard Heß werd op 26 april 1894 in Ibrahi-
mieh, een voorstad van Alexandrië, Egypte geboren. Zijn vader,
Johann Fritz Christian Heß, was daar de baas van de importfirma
Heß & Co., één van de belangrijkste handelsbedrijven in de stad.
Zijn moeder Klare (geborene Münch) stamde af van een Franki-
sche koopmansfamilie.
De jonge Rudolf groeide op in de Duits-talige sector van de
stad en had nauwelijks contact met de autochtone bevolking of
met Britten die Egypte toen nog als kolonie beheerden. Dat was
mede de reden dat Heß later geen Engels beheerste. Hij bezocht
maar kort de openbare school en kreeg later, samen met zijn
broer, privéles van een huis-onderwijzer.
Vader Johann Fritz Christian Heß.
De vader van Rudolf Heß
was de oorzaak van veel psychi-
sche problemen in huis en de
typering ‘autoritair’ was een
zwakke definitie. De kinderen
waren regelrecht bang voor
hem, wat in een beperking in
hun groei resulteerde.
In 1908 werd Rudolf Heß
voor een gymnasiale scholing
naar een evangelisch internaat
in Bad Godesberg bij Bonn,
Duitsland, gestuurd en kwam
daarna nooit meer naar Egypte
terug. Zijn onderwijzers zagen
in hem een talent voor astrono-
mie, natuurkunde en mathematiek maar de vader dwong hem
tot een carrière in de handel. Het was in die tijd zeker normaal
dat vaders wilden dat zoonlief dezelfde tak van sport bedreef als
de ouder, soms als voortzetting van het familiebedrijf, soms om-
dat men niets anders kon bedenken. Hitler was ook al tegen de
dromen van zijn vader in gegaan.
Voor Rudolf Heß kwam de vluchtweg uit de invloed van de vader in de vorm van een oorlog, die van 1914-18. Hij staakte onmid-
dellijk zijn handelsopleiding en meldde zich als vrijwilliger bij het leger. Het duurde tot 1915 totdat hij eindelijk aan echte oorlogs-
handelingen kon deelnemen. Hij was ingedeeld bij de infanterie en vocht onder andere bij Verdun waar hij gewond raakte. Wie
niet? In april 1915 werd hij bevorderd tot korporaal, de rang waarmee Hitler in diezelfde oorlog het strijdperk verliet. In augustus van
dat jaar was hij al opgeklommen tot reserve-luitenant en had zijn eerste onderscheiding, het IJzeren Kruis 2de klas, te pakken.
Wat later werd hij naar het zuid-oost-front verplaatst waar hij in de zomer van 1917 tweemaal gewond raakte. De laatste van deze
verwondingen, een door en door schot beneden zijn linker schouder had levensbedreigende potentie en resulteerde in een maan-
denlange verpleging in een hospitaal. Maar er zijn onduidelijkheden omtrent de ernst van deze verwonding omdat men later op
röntgenfoto’s er niets van terug kon vinden. Men verwachtte op zijn minst een gat in het schouderblad, als al geen ander bot was
geraakt. Deze omstandigheid gaf tevens voeding aan theorieën waarbij men nu te maken had met een dubbelganger. Had men wel
de echte Rudolf Heß voor zich?
In het voorjaar van 1918 nam hij nog snel vlieglessen op het vliegveld Lechfeld bij Augsburg. Hij heeft zelfs nog gevlogen en
nam aan luchtgevechten deel als lid van de Beierse jagereenheid Jasta 35 tijdens de laatste oorlogshandelingen in de buurt van
Valenciennes. Hij nam als luitenant afscheid van de oorlog.
Voor Heß was die oorlog een prachtige tijd. Hij uitte zich in brieven aan de familie enthousiast en was ervan overtuigd dat Duits-
land die oorlog had moeten winnen en voor hem was de USPD de schuldige partij aan de nederlaag. Het Verdrag van Versaille stel-
de hem ernstig teleur en was, volgens hem, te danken aan het schimmenspel van president Wilson. Hij schreef in 1919 aan zijn ou-
ders:
Aan een vrede mag ik niet denken. ... Het enige dat me nu nog overeind houd, is de hoop op de dag van de wraak, ook
al is die nog zo ver weg.
En dat was een gedachte die hij met heel veel Duitsers deelde.
De oorlog was voorbij en Rudolf Heß was zonder middelen van bestaan, net als de rest van de familie, want in Egypte hadden
de Engelsen de gelegenheid te baat genomen en het handelsbedrijf van de familie Heß onteigend. Rudolf Heß zocht de grote stad
op en trok naar München, dat op dit moment werd geregeerd door de communistische radenregering van Kurt Eisner. In februari
van 1919 schreef Rudolf Heß zich in bij de plaatselijke universiteit voor een studie economie, geschiedenis en jurisprudentie. Tijdens
zijn studie maakte hij kennis met professor voor geopolitiek Karl Haushofer, die hij door een mede-piloot leerde kennen en waar-
mee hij een vriendschap voor de rest van zijn leven ontwikkelde.
Karl Haushofer en Rudolf Heß
In deze tijd begon Rudolf Heß zich voor politiek te interes-
seren. Zijn eerste stap in deze richting was een contact met de
‘Organisation «Eiserne Faust»’ een vereniging voor meer of min-
der antisemitische maar zeker nationalistische rijkswacht-officie-
ren, een soort nationalistisch gezwel met vertakkingen en con-
necties naar alle mogelijke nationalistische cellen. Op die manier
maakte Heß ook contact met de ‘Thule-Gesellschaft’ waarvan hij
bijna onmiddellijk lid werd. Van daar was de stap naar diverse
‘Freikorpse’ bijna automatisch, in zijn geval werd dat het Frei-
korps van Franz Ritter von Epp die nog een rol van betekenis in
de NSDAP zou spelen. Als lid van dit Freikorps nam hij deel aan
de afbraak van de radenrepubliek van München. Bij deze gele-
genheid ontmoette hij kapitein Ernst Röhm. Hij verkeerde dus
midden in de uiltra-rechtse clique van Beieren en toen de opge-
waaide stof was gaan liggen, trad hij ook nog tot de Artamanen
toe. Daar kwam hij tenslotte Heinrich Himmler tegen.
In 1920 leerde Heß in een pension in München de 20-jarige
studente Ilse Pröhl kennen. Zij nam het initiatief want om de een
of andere raadselachtige manier voelde zij zich tot hem aange-
trokken maar Rudolf hield bijna krampachtig de boot af. Het werd
op een gegeven moment een soort relatie die voornamelijk door
haar in leven werd gehouden, al scheen hij directe intimiteiten
jarenlang te hebben omzeild. Op den duur ontstond om hem heen het verdacht dat hij mogelijk homoseksueel was al is daarvoor
nooit een onomstotelijk bewijs geleverd. Misschien hield hij noch van het een noch van het ander.
Op 19 mei 1920 kwam Heß tijdens een vergadering van de Deutsche Arbeiterpartei voor het eerst Adolf Hitler tegen. Volgens
Ilse Pröhl die tot 1995 heeft geleefd, was Heß onmiddellijk idolaat van Adolf Hitler. Op 1 juli van dat jaar werd hij lid van de partij. Op
dat moment bestond zijn nut in het feit dat hij aan de ene kant contacten had bij officieren van het leger en aan de andere op de
universiteit. Dat laatste resulteerde in de herfst van 1920 in de oprichting van de ’1. Münchner NS-Studentensturm’ (1ste nationaalso-
cialistische studentenbeweging), de voorloper van de NS-Studentenbund, het nazi-controle-instrument op de universiteiten.
Er wordt beweerd dat het ook omstreeks deze tijd was, dat zich een persoonlijkheidsverandering aan Rudolf Heß voltrok die zich
uitte in een slaafse hondstrouwheid tegenover Hitler, die voor hem niet alleen de vaderfiguur verving maar ook een soort godheid
werd, Superman met een armband en smalle snor. In november 1921 won Heß een tekstwedstrijd met het thema „Welke kwaliteiten
moet de man hebben, die Duitsland weer tot glans verhelpt?“ Hij beschreef in zijn antwoord een pragmatische dictator, koud, ener-
giek en altruïstisch, iets dat op Hitlers persoon had kunnen wijzen. Hij beschreef een heerser die met propaganda en geweld tegen
het marxisme, de parlamentaire democratie, de Joden en de Joods geïnfecteerde Vrijmetselaren optrad.
Heß begon tot de nauwe vertrouwelingen van Hitler te behoren, de hondjes die likten en blij en enthousiast voor hun baasje
kwispelden en sloofden. Op hun manier versterkten zij de macht van Hitler door voortdurend op zijn charisma te wijzen. En het sor-
teerde effect, want datzelfde charisma gaf Hitler de mogelijkheid, te bepalen, te delegeren en af te dwingen. Ze gingen voor hem
door het vuur en enthousiasmeerden hun omgeving en soms rolden daar bruikbare mensen uit. Zo was het Heß die Erich Luden-
dorff aan Hitler voorstelde en daarmee het symbool van republiek-vijandelijk rechts naar binnen hengelde. Dat heeft de partij geen
windeieren gelegd want Ludendorff was later de grote man achter de opstand in München die de rechters achteraf niet eens durf-
den te veroordelen omdat hij niet alleen een hoge officier was maar ook een ruimschoots gedecoreerde held uit de Eerste Werel-
doorlog.
Aan de absurde mars tegen de regering van München op 9 november 1823 deed Rudolf Heß toevallig niet mee. Hem was de
taak toegevallen, bij de arrestatie van belangrijke gijzelaars mee te helpen, waaronder de minister-president van Beieren en opvol-
ger van Kurt Eisner, Eugen Ridder von Knilling. Aan de mars naar de Feldherrnhalle deed hij dus niet mee. Desondanks vluchtte hij
na het mislukken van de opstand, enkele dagen naar Oostenrijk en dook bij de familie Haushofer onder. Even later verschenen er
opsporingsberichten in de gedrukte media maar hij bleef tot het voorjaar van 1924 ondergedoken, voordat hij het zinvol achtte om
zich bij de autoriteiten te melden. Hij wilde daarmee een berechting door het rijkshof in Leibzig voorkomen waar Hitler eigenlijk ook
berecht had moeten worden. Hij was ervan overtuigd dat zijn straf beduidend hoger zou uitvallen. Hij werd uiteindelijk tot 18 maan-
den vesting in Landsberg aan de Lech veroordeeld en kwam dus in dezelfde gevangenis terecht waar Hitler en zijn medestrijders
ook al vast zaten.
Erich Ludendorff, het icoon van de Eerste Wereldoorlog.
De boeven in vesting Landsberg.
Wat de gevangenen in de vesting te over hadden, was tijd,
veel tijd. Hitler was al langer van plan geweest, een soort strijd-
plan op te stellen waarmee hij zich aan het volk kon presenteren.
Hij had al een voorbereidend manuscript. Met Heß besprak hij de
inhoud. En daarbij had hij het ‘geluk’ dat Heß hem adoreerde.
Wat de heer doet, is wel gedaan. Een ‘echte’ schrijver had van
deze monoloog waarschijnlijk niets heel gelaten maar Heß typte
het allemaal braaf in het net, al zal hij hier en daar kleine veran-
deringen hebben aangebracht.
In het begin van 1925 werd Rudolf Heß weer uit de gevan-
genis ontslagen. Toen de NSDAP opnieuw werd opgericht, werd
Heß uiteraard onmiddellijk weer lid. Als dankbetuiging voor de
inspanningen voor de totstandkoming van «Mein Kampf», kreeg
hij een speciaal lidmaatschapsnummer, namelijk 16. Dat nummer bestond nog niet omdat de lidmaatschapsnummers begonnen bij
550, een goedkoop geintje om de partij groter te laten lijken dan zij feitelijk was.
Tot 1925 was Rudolf Heß assistent geweest van vriend en geopoliticus Karl Haushofer. De naam Haushofer zal bij velen geen
belletje doen rinkelen en toch is die man mede-verantwoordelijk voor Hitlers expansiepolitiek. Haushofer was gepromoveerd op de
these dat elk volk zijn eigen ‘Lebensraum’ niet alleen nodig heeft maar ook mag opeisen, het heeft er recht op. Gezien vanuit onze
huidige opvattingen lijkt het krankzinnig, maar zijn ideeën sloten in principe aan op de bevindingen van Darwin op het gebied van
het principe van overleving van de soort. Volgens Haushofer wordt de dichtheid van een bevolking bepaald door haar belang en
haar kracht. Maar om zich volledig te kunnen ontplooien, heeft die bevolking ook ruimte nodig voor die ontplooiing. Maar dat is
natuurlijk niet alleen maar toepasbaar op een land maar ook een ras. Hier kunnen we dus al twee aspecten herkennen van Hitlers
groei-politiek. Volgens deze these moest je de Duitsers als eenheidsras definiëren en dit ras een bepaalde ruimte toekennen. Daar-
mee werden gelijk twee ideeën duidelijk. Aan de ene kant moest je dus het ras zuiver houden om het als ras te kunnen blijven defi-
niëren en omdat hij Duitsland (inclusief Oostenrijk) eigenlijk te klein vond voor een volledige ontplooiing in de toekomst, moest er
ruimte worden opgeëist uit de omgeving. Het Westen was al ‘vol’, dus richttee hij de blik naar het Oosten, daar was nog ruimte zat.
Krankzinnig, maar overal toegepast. Kolonialisme bouwt op een dergelijke gedachte, hoewel niet in proefschriften neer gelegd.
Expansie is zo oud als levende wezens inclusieve de plantenwereld. Het heeft dus tot de twintigste eeuw geduurd tot men deze
drift in kaart bracht. Het lijkt absoluut verwerpelijk maar laten we niet te snel oordelen. Het wonderlijkste voorbeeld van quasi onbe-
wuste expansie is Amerika en met name de USA. Alleen werd hier de toeloop niet centraal gestuurd, het waren particulieren die de
armoede of religieuze dwang in eigen land ontvluchtten en zich in de nieuwe ruimte vestigden en terloops de daar aanwezige be-
volking uitroeiden. En toen de immigranten zich eenmaal als volk zagen, staken zij ook weer hun tengels uit naar andere gebieden.
Deze keer gaat het niet als uitbreiding in landruimte, want daarvan is er nog genoeg, nu gaat het om macht en invloed onder de
mom van veiligheid. En wat te denken van Israël? Ook daar is men sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog bezig met het ver-
garen van Lebensraum. En dat zal door blijven gaan. Intussen is de mensheid als zodanig met hetzelfde bezig en zijn er legio men-
sen die dromen van een nieuwe wereld, puur en schoon ergens in de ruimte, beginnend bij Mars.
In April 1925 gaf Rudolf Heß zijn baan als assistent van Karl Haushofer op en werd Hitlers officiële privésecretaris. Hij gaf ook
zijn studie op, daarvoor was geen tijd meer. In plaats daarvan maakte hij afspraken voor Hitler, beantwoorde hij brieven en regelde
het verkeer om Hitler heen. Daarnaast beheerde hij Hitlers inkomsten en knutselde aan wat later de partijkanselarij moest en zou
worden. Voor bezigheden als persoonlijk ‘koerier’ van Hitler moest hij veel reizen en kreeg daarvoor zijn eigen vliegtuig ter beschik-
king. Maar pogingen om sponsors voor de partij te winnen, mislukten jammerlijk. Hij was niet de persoon om indruk te maken op
de captains of industry. De kleurloze Heß had voor Hitler één prettige eigenschap: hij was goudeerlijk en zo trouw als een Golden
Retriever. Daarom liet de anders werkschuwe Hitler hem al de rotte klusjes opknappen die bij een dergelijke organisatie op de weg
liggen.
De trouwe hond, al lijkt hij hier nog heel wat in die partij-overjas.
De hondse aanhankelijkheid van Heß viel op een gegeven
moment op en geruchten werden hoorbaar volgens welke Heß
homoseksueel zou zijn en een verhouding met Hitler zou heb-
ben. De SA-top mocht dan wel dat soort verhoudingen apprecië-
ren, een toekomstige volksleider kon dat niet in zijn CV gebrui-
ken. Daarom drong Hitler bij Heß er op aan dat hij eindelijk zijn
vriendin Ilse Pröhl ging trouwen. Het huwelijk vond op 20 decem-
ber 1927 in München plaats, met Hitler als getuige. De relatie van
de echtelieden schijnt niet erg intiem geweest te zijn, toch is er
na tien jaar een kind uit gerold, al is niet bekend hoe dat tot
stand is gekomen. Hitler zal het allemaal wel begrepen hebben,
want ook hij was niet tot een ‘normale’ intieme relatie in staat. Je
kan niet alles dwingen, ook al ben je nog zo machtig.
De anders zo onzichtbare Heß liet in 1928 van zich horen in
het nazi-tabloid «Der SA-Mann» met een rectificatie ten opzichte
van de hitler-groet waarvan werd gezegd dat hij was geïnspireerd
door de Romeinen zoals bij de Italiaanse fascisten van Mussolini
maar die, volgens Heß al in 1921 bij de NSDAP gebruikelijk was.
Dat was natuurlijk een onzin-verhaal, net als zovele verhalen
waarmee de nazi’s aangenomen tradities overeind probeerden te
houden.
Hitler groet een parade begin jaren dertig. Op de achtergrond, Goebbels schuin
achter Hitler.
Een sprong van 1928 naar 1931, het jaar waarin Rudolf Heß
zijn eigen kantoor in het bruine huis kreeg toegewezen, van
waaruit de groeiende persoonlijke staf van Hitler geleid en aan-
gevuld diende te worden.
In december 1932 werd de te milde rijks-organisatieleider
Gregor Straßer ontslagen. Het was tijd geworden voor de oprich-
ting van het politieke centraalcommitté van de NSDAP en Rudolf
Heß werd zijn voorzitter. Tot dan toe was de aanwezigheid van
Rudolf Heß voor het grote publiek een onbekende variabele en
ineens was zijn positie niet meer over het hoofd te zien. Hij was
in één klap van een bijna niemand opgestegen tot één van de
machtigste mannen in de partij.
Maar het kon nog mooier: op 21 april 1933 (één dag na Hit-
lers verjaardag) benoemde Hitler zijn trouwste volgeling, Rudolf
Heß, tot zijn plaatsvervanger in de partij. In deze functie nam hij
vanaf juni 1933 deel aan de kabinetsvergaderingen. Vanaf de-
cember 1933 was hij rijksminister zonder portefeuille. Ook in
1933 kreeg Heß de rang van een SS-Obergruppenführer toege-
kend. Maar die rang wilde hij eigenlijk niet en legde hem in sep-
tember van dat jaar weer af en voerde voortaan slechts de titel
van plaatsvervanger van de Führer (Stellvertreter des Führers -
StdF). Maar daarmee had zijn klim nog niet de top bereikt; hij
werd in februari 1938 lid van de geheime kabinetsraad en einde
augustus 1939 lid van de ministerraad voor de rijksdefentie. Een
paar dagen later, op 1 september 1939 bestemde Hitler hem, na
Hermann Göring, tot zijn tweede opvolger in het geval van Hitlers voortijdig overlijden. Theoretisch was Rudolf Heß nu zo ongeveer
de machtigste man in het rijk naast Hitler en Göring maar feitelijk had hij geen concrete macht omdat Hitler hem geen duidelijk af-
getekende competenties had toebedeeld en hijzelf niet de man er naar was, deze zich zelf toe te eigenen, zoals andere het deden,
zoals, bijvoorbeeld, de initiatiefnemer Borman of de stafleider van de partij-organisatie, Robert Ley. Heß had bijvoorbeeld officieel
het recht om statelijke activiteiten te controleren en ideologisch te beoordelen. Maar de Gauleiters die direct voor Hitler verantwoor-
delijkheid moesten afleggen, lieten Heß vaak in het traject links liggen.
Rudolf Heß in het uniform van de SS-
Obergruppenführer.
Het werd allemaal een beetje veel voor Rudolf Heß en vanaf 1936, toen Hitler zich meer en
meer met de buitenlandse politiek bemoeide en zich bezig hield met oorlogsvoorbereidingen,
ging zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid zienderogen achteruit. Hij werd door veel partij-
bonzen niet helemaal serieus meer genomen. Hij stond ook enigszins alleen in zijn onvoorwaar-
delijke genegenheid tot Hitler, zeker in de ogen van de vaak koud pragmatische bonzen die alle-
maal uit waren op hun eigen macht en voordeel. Hij werd stiekem de partij-puritein genoemd.
Buiten Hitler had hij eigenlijk geen vrienden in de partij.
Maar zijn adoratie voor Hitler bleef ongebroken. Bij massa-evenementen van het regime kon-
digde hij Hitler altijd aan met ongespeeld enthousiasme met teksten zoals:
“Het nationaalsocialisme van ons allen is verankerd in kritiekloze gehoorzaamheid en volg-
zaamheid, met de toewijding aan de Führer, die in het enkele geval niet naar het waarom vraagt,
en in de zwijgende uitvoering van wat hij beveelt.”
Dat soort teksten was zelfs de meest fanatieke nazi’s een schep teveel van het goede. Op 14
augustus 1934, een maand na het grote SA-massacre, hield Heß een toespraak over de radio ter
gelegenheid van het referendum over de versmelting van de bureaus van rijkskanselier en rijks-
president, waarin de volgende opvatting: Hier gaf hij een stilering weer van de weg die Hitler was
gegaan en waarbij hij duidelijk van de voorzienigheid was uitverkoren als de redder van Duitsland
en „heeft bewezen, dat hij de belichaming is van al het goede in de Duitse mens.“ We mogen
voorzichtig ervan uitgaan dat hij dat ook echt geloofde. Bij hem was Hitler dus het object van een
geloof geworden, een Messias die in naam van de een of andere God handelde of deze God zelf
was.
Begroetingsscene tijdens de partijdag in Neurenberg.
(Bundesarchiv_Bild_121-0047)