Hermann Göring, naast Hitler en Himmler, een van de belangrijkste figuren in dat schaakspel van het Derde Rijk, werd op 12 ja-
nuari 1893 in Rosenheim, een stadje in Zuid-Beieren, geboren, al woonde de familie daar niet; de geboorte vond plaats tijdens een
visite van zijn hoogzwangere moeder aan die plaats waar op 20 mei 2013 Ray Manzarek, toetsenist en mede-oprichter van de Doors,
op 74-jarige leeftijd in het plaatselijke ziekenhuis overleed.
    Görings vader, Ernst Heinrich Göring was jurist en tussen 1885 en 1888 door rijkskanselier Otto von Bismarck aangesteld als rijks-
commissaris voor Duits Zuid-West-Afrika, het huidige Namibië. Daar zette hij zich onder andere in voor de veiligheid van de Bosjes-
mannen die door de Bantoes en Europeanen in hun voortbestaan werden bedreigd. Zijn opvolgers zijn dat voorbeeld niet gevolgd
en in 1904 werden de Bosjesmannen of San, zoals ze ook worden genoemd, door het Duitse koloniale bewind massaal de Kalahari-
woestijn in gedreven, waarbij tienduizend van hen zijn omgekomen.
    Het echtpaar Göring had in totaal 5 kinderen, drie jongens en 2 meisjes. Hermann had nog een jongere broer die een totaal an-
dere, bijna tegengestelde weg ging dan zijn oudere broer. In plaats van op de trein van zijn broer mee te reizen op de weg naar
macht en rijkdom, koos hij het verzet. Hij werd een fanatieke tegenstander van het nazi-regime, al bleef de naam Göring hem tot
zijn dood achtervolgen.
Görings vader, Heinrich Göring
Ridder Hermann von Epenstein met
de Göring-kinderen.
De eerste drie jaar van zijn, later zo turbulente, leven wer-
den Hermann en zijn broeders en zusters ondergebracht bij
vrienden van zijn ouders omdat vader en moeder door de diplo-
maten-baan van zijn vader enige tijd in Haïti verbleven. Ze kwa-
men pas in 1896 weer naar Duitsland terug. Vanwege het onrus-
tige bestaan van het diplomaten-gezin, had men nooit de moeite
genomen, een vaste woonplaats te kiezen en een huis te kopen.
In de jaren die volgden, woonde het gezin in een huis van een
goede vriend van het gezin en peetoom van de kinderen in de
Fregestraße 19 in Berlijn-Friedenau. De relatie met de goede
vriend, de niet praktiserende stafarts van Joodse afkomst, ridder
Hermann von Epenstein, steunde op een wat pikante basis, want
de twintig jaar jongere echtgenote van de diplomaat Ernst Hein-
rich Göring had een jarenlange open verhouding met de peet-
oom van de kinderen en de jongere broer van Hermann Göring, Albert, was mogelijk een zoon
van de ridder omdat hij meer op de vermoedelijke vader leek dan op de overige kinderen. Nu het
vreemde van de toch al niet zo gewone situatie: Je zou kunnen verwachten dat Albert qua per-
soonlijkheid op zijn vermoedelijke vader zou lijken maar dat was weg gelegd voor de oudere broer Hermann. Dat was weer aanlei-
ding voor de roddel dat misschien Hermann ook een zoon van de peetvader was. Typisch aan de situatie was ook het feit dat bij
bezoeken aan het kasteel van de ridder en huisvriend, de moeder met de kinderen in het kasteel verbleef, terwijl vader Göring in
een ander huis van de ridder onder werd gebracht.
Na een kort verblijf in Berlijn, verhuisde het gezin Göring naar één van de landerijen van de ridder, naar de vesting Veldenstein,
ongeveer 50 kilometer noord-oostelijk van Nürnberg. Zo nu en dan gingen de jongens Göring op bezoek bij ridder von Epensteins
burcht Mauterndorf in de provincie Salzburg dat Hermann Göring later "het kasteel van mijn jeugd" zou gaan noemen. Met dit gege-
ven werd soms ook Görings hang naar rijkdom en de bourgondische levensstijl in verband gebracht, de voornaamste eigenschap-
pen die hij deelde met peetoom, ridder von Epenstein die zijn riddertitel te danken had aan het feit dat hij in 1894 de ruïne Mautern-
dorf had gekocht en weer had laten herbouwen, zoals ook de in verval geraakte burcht Veldenstein die hij voor 20.000 rijksmark had
gekocht en voor méér dan 1 miljoen mark in oude luister had hersteld. Die burcht stelde hij de familie Göring ter beschrikking als
vaste woning, totdat het in 1913 tot een breuk tussen de familie en de ridder kwam. Dat had mogelijk te maken met het feit dat de
vrijgezel in dat jaar trouwde met de bijna veertig jaar jongere Elisabeth Schandrovich Freule von Kriegstreu, waarmee meer of min-
der automatisch een einde was gekomen aan de intieme relatie met mevrouw Göring. De ridder-titel van von Epenstein was een
dankbetuiging van de Oostenrijkse keizer voor de inspanning van de ridder tot behoud van Duits-Oostenrijks erfgoed. De Joodse
afkomst van dr. von Epenstein speelde op dit punt geen rol meer omdat hij zich ooit protestants had laten dopen. De edele Schan-
drovich von Kriegstreu werd door Epenstein aangewezen als erfgename van de kastelen en zij wees op haar beurt de familie Göring
aan.
Von Epenstein overleed in 1938, zijn zoveel jongere vrouw in het jaar daarop.
Links: Burcht Mauterndorf, tegenwoordig een hotel. Rechts: Burcht Veldenstein ten noorden van Nürnberg.
Van 1898 tot 1903 bezocht de jonge Hermann de basis-school in Fürth en de gymnasia in dezelfde plaats en Ansbach. Hoewel
de jonge Hermann volgens huidige maatstaven als hoogbegaafd moet worden gezien (bij een onderzoek tijdens de processen van
Neurenberg kwam een IQ van 138 uit de tests naar voren), waren zijn schoolprestaties niet bijzonder indrukwekkend, iets dat men
vaker ziet bij kinderen die boven gemiddeld intelligent zijn. Omdat het onderwijs op scholen zich in de regel richt op het gemiddel-
de niveau van de kinderen, gaan de hoogbegaafden zich snel vervelen en letten niet meer op of doen niet meer mee, wat toen in
de regel door het onderwijzend personeel verkeerd werd uitgelegd.
Van 1903 tot 1905 was de jonge Hermann Göring in een internaat in Ansbach gehuisvest. Uit deze tijd is bekend gebleven, dat
de spelletjes van de jonge Hermann voornamelijk om oorlogsvoering draaiden.
Na afloop van de gymnasium-opleiding in 1905, werd de 12-jarige voor een militaire opleiding naar het Kadettenhuis in Karlsruhe
gestuurd.
Hermann Göring als jonge kadetten-
scholier.
Vier jaar later werd hij doorgestuurd naar de later berucht geworden 'Hauptkadettenanstalt'
Berlijn-Lichterfelde. In 1911 slaagde Hermann Göring voor het vaandrig-examen met het predicaat
"voortreffelijk". Hij was toen 18 jaar oud.
Vanaf maart 1912 diende hij als vaandrig in het plaatselijke infanterie-regiment. Tien maanden
later slaagde hij voor zijn gymnasium-examen en even later, na een acht maanden durende
krijgsschool-cursus, voor zijn officiers-examen.
De eerste wereldoorlog brak uit en Hermann Göring begon met zijn oorlogservaringen op 10
januari 1914 als peloton-leider bij het 4de Badische infanterie-regiment nr. 112 «Prinz Wilhelm» in
Mülhausen, vanaf 20 januari 1914 als luitenant. Hij was inmiddels 21 geworden. Bij de gevechten in
en om de Elzas, waar hij het IJzeren Kruis kreeg uitgereikt, bleek dat hij voor de infanterie niet ge-
schikt was want gewrichtsreumatiek maakte op 23 september een opname in het ziekenhuis van
Metz nodig. Van daar werd hij verder getransporteerd voor een opname in Freiburg/Breisgau, waar
vriend en regimentskameraad Bruno Loerzer die als vliegenier in zijn eenheid diende, hem aan-
raadde, zijn vleugels bij de vliegende afdeling van het leger uit te slaan.
Göring verliet het ziekenhuis zonder toestemming, werd op 16 oktober 1914 voor een oplei-
ding tot luchtverkenner bij de vliegeniers-reserve-afdeling 3 in Darmstadt opgeroepen en op 28 ok-
tober doorgestuurd naar de militaire vliegeniersafdeling 25. Even later begon zijn carrière als lucht-
verkenner in een vliegtuig-eskader. Op 25 maart 1915 werd hem het IJzeren Kruis 1ste klas opge-
speld.
Van juni tot september 1915 kreeg hij in Freiburg een officiële pilotenopleiding. Zodra hij deze opleiding had afgerond, kreeg hij
een marsorder voor de 5de legergroep. Op 16 november 1915 lukte hem zijn eerste overwinning in een luchtduel als onderdeel van
de escorte van een bommenwerper-eenheid. Hij had de smaak onmiddellijk te pakken en meldde zich omgaand als jagerpiloot.
Verkenner Hermann Göring en piloot Bruno Loerzer voor een Albatros BII
verkenningsvliegtuig.
Op 14 maart 1916 haalde hij zijn eerste vijandelijke bommen-
werper neer. Maar daar bleef het voorlopig ook bij want op 28
september 1916 crashte hij bij een noodlanding en raakte betrek-
kelijk zwaar gewond. Tussen 2 november 1916 en februari van
het volgende jaar werd hij in verschillende ziekenhuizen weer
opgelapt.
Op 17 mei 1917 kreeg Hermann Göring de leiding over Jasta
(Jagdstaffel - jacht-eskader) 27 toebedeeld. In augustus van dat
jaar volgde dan de bevordering tot 1ste luitenant. Zijn 'Pour le
Mérite' kreeg hij op 2 juni 1918 na zijn 19de luchtduel-overwin-
ning omgehangen. Daarmee behoorde hij tot de groep piloten
die door iedere militair moesten worden gegroet. Maar in verge-
lijk met de echte beroemdheden zoals Boelke, Udet en Von
Richthofen, was hij nog maar een groentje. Hij mocht mee spe-
len.
Richthofen in de Albatros, Göring recht voor hem.
Göring, drager van het ‘Pour le Mérite’.
Toen kapitein Wilhelm Reinhard, commandant van Jasta 1, in
juli 1918 bij een testvlucht dodelijk verongelukte, werd Göring op
6 juli de nieuwe commandant van dit beroemde Richthofen-eska-
der, wiens bevreesde naamgever op 20 april van dat jaar was
neer geschoten en overleden door een schot door het hart, afge-
vuurd vanaf de grond door een infanterist. De geallieerden
noemden dit eskader 'de Richthofen-Circus' omdat de piloten van
deze eenheid als een soort theatergroep van hotspot naar hot-
spot werden verplaatst en hun vliegtuigen bont hadden beschil-
derd om elkaar beter te kunnen herkennen. Von Richthofen had
zijn eigen driedekker van Fokker om dezelfde reden knalrood
geverfd. Als leider van dit beroemde eskader behaalde Göring
zijn 22ste overwinning. Even voor de goede orde: Manfred von
Richthofen had er méér dan 80 vliegtuigen neer geschoten, voor-
dat hijzelf het loodje legde; Ernst Udet overleefde de oorlog met
62 overwinningen.
Na de wapenstilstand van 1918 wist Göring zijn eskader nog
naar Duitsland te verplaatsen voordat het in handen viel van de
geallieerden.
Van begin af aan was Hermann Göring geen vriend van de Republiek van Weimar en viel gelijk onaangenaam op door zijn open-
lijke kritiek op de Pruisische minister van oorlog, Walther Reinhardt, vanwege diens houding en optreden ten gunste van de repu-
bliek.
Op dit moment was Hermann Göring nog in militaire dienst, zoals de meeste hogere officieren die min of meer automatisch
naar de 'Reichswehr', het door de geallieerden toegestane legertje, over stapten. Maar in deze situatie kon Göring niet functioneren
en dus vertrok hij als militair adviseur eerst naar Denemarken en vervolgens naar Zweden om daar de laatste vliegtuigen van Antho-
ny Fokker te demonstreren. Op 2 augustus 1919 kreeg hij een Zweeds vliegbrevet en nam opdrachten aan voor de Svenska Lufttrafik
AB..
Ad Astra Aero - Fokker F-VII-B 3-m (CH190)
Op 13 februari 1920 nam Hermann Göring vanuit Stockholm afscheid van de Reichswehr omdat Duitsland, volgens de bepalin-
gen van het verdrag van Versaille, geen eigen luchtmacht meer mocht hebben. Daarbij vroeg hij om een bevordering tot kapitein a
posteriori met afstand van eventuele verzorgingshulp. In juni van dat jaar werd zijn aanvraag gehonoreerd.
Op 20 februari 1920 bevorderde Göring een vriend, Eric Rosen, op diens landgoed Rockelstad, waarbij diens voormalige en her-
trouwde echtgenote Carin Freule von Kantzow, geborene von Fock, ontmoette. Deze verliet haar man en leefde met Hermann Gö-
ring aan diverse plaatsen in Zweden en vanaf 1921 in Hochkreuth bij Bayrischzell. Op 13 december ging de echtgenoot van Carin
akkoord met de scheiding. Het huwelijk tussen Hermann Göring en de vier jaar oudere Carin vond plaats op 25 januari 1923 in Stock-
holm. Ze konden er niet genoeg van krijgen en deden de huwelijksceremonie op 3 februari in hun nieuwe woonplaats, München-
Obermenzing, nog eens dunnetjes over.
Carin Freule von Fock en zuster Lily.
Blijkbaar had Göring niets nuttigs meer te doen en vond
daarom dat het tijd werd, zijn algemene kennis van zaken wat op
te vijzelen. In 1921 schreef hij zichzelf in op de universiteit van
München voor een studie geschiedenis, economie en politicolo-
gie. Vermoedelijk had Göring toen al besloten om de politiek in
te gaan; de tijden waren er spannend genoeg voor. Het is dan
ook niet zo verwonderlijk dat het vermoeden bestaat dat Göring
tussen 1921 en '22 een of meerdere bijeenkomsten van de
NSDAP heeft bezocht. Zeker is in ieder geval dat hij op 12 okto-
ber 1922 een bespreking met Adolf Hitler heeft gehad. Deze
schijnt bijzonder vruchtbaar te zijn geweest want twee maanden
later al werd hij benoemd tot leider van de in haar kinderschoe-
nen marcherende SA die kort daarvoor zich nog voordeed als
sportvereniging van de NSDAP die zelf ook nog maar pas twee
jaar bestond. De vage adellijke connecties en het helden-imago
van succesvol oorlogsvlieger mogen voor deze benoeming van
invloed zijn geweest. In ieder geval nam Göring op 9 november
1923 in zijn nieuwe functie deel aan de theatrale poging tot een
greep naar de macht. Tijdens dit spektakel werd Göring door een
lid van de Beierse landpolitie in zijn dij geschoten en door mede-
strijders naar de binnenplaats van het gebouw Residenzstraße 25
gesleept. Daar werd hij door de Joodse bewoners van het huis
opgevangen en ambulant verzorgd. Dat zorgde natuurlijk voor een pikante situatie. Hoe fanatiek antisemitisch Göring op dat mo-
ment was, weten we niet precies, hij bleef in ieder geval met een betrekkelijk kortstondig schuldgevoel zitten. Na het november-
pogrom van 1938 dat onder de naam 'Kristallnacht' wereldbekendheid oogste, heeft Göring zijn schuld min of meer ingelost toen hij
hoorde dat het echtpaar Ballin, dat hem 15 jaar eerder had gered, in een concentratiekamp was gesmeten. Hij gaf toen onmiddellijk
opdracht, het echtpaar vrij en verder ongemoeid te laten. Vanaf dat moment stonden de Ballins en hun verwanten onder persoon-
lijke bescherming van Hermann Göring. In de boeken die de partij over haar geschiedenis heeft laten uitgeven, werd dit voorval
verbouwd tot een situatie waarbij Göring na zijn verwonding in het huis van een plaatselijke apotheker werd gebracht die hem dan
ambulant verpleegde.
Na een korte, provisorische behandeling, wist Göring naar Oostenrijk te vluchten. In een ziekenhuis in Innsbruck werd hij verder
verpleegd en kreeg daar morfine tegen de pijn toegediend, het begin van een levenslange verslaving. Tijdens het proces tegen
Hitler en deelnemers van de opstand en hun hechtenis, bleef Göring in Oostenrijk tot hij in april 1924 werd verzocht, het land te ver-
laten. Hij vertrok naar Italië en trad in Venetië en Rome op als vertegenwoordiger van Hitler. Zijn echtgenote die niet door de politie
van Duitsland werd gezocht, keerde naar huis terug.
In het voorjaar van 1925 haalde Göring zijn vrouw op en vertrok met haar naar Stockholm. Het was daar waar zijn morfineversla-
ving dramatische vormen aannam. In augustus 1925 werd hij in een kliniek opgenomen om af te kicken. Maar in oktober ging het
opnieuw mis en vond men het tijd worden, hem in een zenuwinrichting op te nemen. Maar na enkele weken werd hij voor genezen
verklaard en weer ontslagen.
Het generaal pardon van rijkspresident Paul von Hindenburg in 1925 maakte het voor Göring mogelijk, ongestraft naar Duitsland
terug te keren. Bij de NSDAP-partijdag in Weimar op 3 en 4 juli 1926 bleek dat Göring uit de partij-ledenlijst was geschrapt. Beledigd
vertrok hij weer naar Stockholm, waar hij opnieuw aan zijn verslaving ten prooi viel. Na 19 dagen stond hij weer, officieel afgekickt,
op straat.
Natuurlijk was het weer allemaal een misverstand en in het begin van de jaren dertig keerde Hermann Göring naar Duitsland
terug omdat hij al die jaren het gevoel had gehouden dat daar zijn toekomst lag.
In de zomer van 1931 gingen de Görings opnieuw naar Zweden. Op 25 september van dat jaar overleed de moeder van Carin
Göring vrij onverwacht. Carin was erg aan haar moeder gehecht en de shock van haar plotselinge dood was teveel voor haar. Zij
stierf enkele weken later, op 17 oktober 1931, aan een hartstilstand. Deze gebeurtenis moet een geweldig effect op Göring hebben
gehad want hij adoreerde zijn vrouw en niets en niemand heeft ooit nog de plaats ingenomen die zij had bezet. De weduwnaar
keerde naar Duitsland terug, nadat zijn vrouw in Zweden was begraven. In Duitsland zocht hij onmiddellijk een nieuw onderkomen
waar hij tevens een monument voor Carin van kon maken. Göring was een romanticus maar ook praktisch en toen hem door de
staat Pruisen ten noorden van Berlijn in de Schorfheide een groot bosterrein met blokhut werd aangeboden, greep hij gretig toe en
liet daar een soort landhuis bouwen, passend bij een onderkoning van Pruisen en noemde het pompeuze bouwwerk «Carinhall». Bij
de ingang van de blokhut werd een inscriptie op een draagbalk geplaatst met de tekst:
(Vertaald)
"Voor zijn minister-president Hermann Göring die met vaste hand het noodlot van Pruisen bestiert, weidt het dankbare land
het jachthuis aan de Wuckersee in de Schorfheide, voor onbeperkt gebruik, opdat de beschermheer van het Duitse jachtwe-
zen jachtplezier en vreugde moge vinden in Pruisens bossen.
Berlijn, 26 oktober 1933
Het Pruisisch staatsministerie: Popitz, Kerrl, Rust, Dr. Schmitt, Darré."
De blokhut op de Schorfheide
Op het terrein liet Göring een mausoleum ingraven. Vervol-
gens werd de kist met het overschot van Carin uit Zweden over-
gebracht en in het bijzijn van Hitler in het mausoleum feestelijk
herbegraven.
In het woonhuis liet hij een soort heiligdom inrichten, waar
hij, liefst dagelijks,enige tijd in stille mijmering doorbracht. Zijn
kapitaal motorjacht liet hij «Carin II» dopen.
Was dit een gevoelige kant aan de man die later aan Hey-
drich opdracht gaf, een plan voor de totale vernietiging van alle
Joden uit te gaan werken? Of waren het symbolische krokodillen-
tranen van een sentimentele Duitser met teveel geld en teveel
macht en een persoonlijkheidsstoornis?
De wagneriaanse herbegrafenis van Carin op het terrein van het landhuis op de
Schorfheide met medewerking van de rijksarbeidsdienst.
Hitler en Göring na de begrafenis van Carin Göring in haar mausoleum.
Links:  De ‘Carin-schijn’ in het landhuis.
Bundesarchiv_B_145_Bild-F051627-0352