pvallend aan de opvoedende rol binnen de HJ was de nadruk op het lichaam. Door de concentratie op lichamelijke uiterlijkhe-
den, kon beter worden ingehaakt op het bedoelde racisme.
Aan verstandelijke prestaties werd bij de HJ veel minder of geheel geen waarde gehecht. De heersende sfeer was bijna anti-in-
tellectueel te noemen. Hitler had in «Mein Kampf» al aangegeven dat het niet de bedoeling was om de jonge breinen vol te stoppen
met nodeloze ballast. De school, meende hij, zou “oneindig veel meer tijd vrij moeten maken voor lichamelijke prestaties.” Het mot-
to: Hou ze dom maar maak ze sterk. En bij die lichamelijke opvoeding nam het boksen een belangrijke plaats in. Dat scheen, vol-
gens hem, de aanvalsgeest, bliksemsnelle besluitvaardigheid en ijzeren soepelheid (tegenstrijdigheid!) te ontwikkelen. Hitler weder-
om: “Dit zou in de ogen van onze huidige verstandsathleten natuurlijk wild kunnen lijken. Maar de volkse staat heeft nu eenmaal
niet de taak, een kolonie van vreedzame esthetici en lichamelijke degenerés te kweken.”
Dat een dergelijke doelstelling onaangename verrassingen kon opleveren, toonde een in 1942 gehouden keuring in het Frankische
Ebermannstadt van de jaargang 1925 aan:
“Het lijkt wel zo te zijn,” stelde het rapport, “dat na de nationale verheffing de schoolkinderen vanwege alle vakanties, staatsjon-
geren-dagen, vrije dagen en middagen, beperkte uren, sportieve evenementen, wandelingen, vrijstellingen, collectediensten niet
meer in staat zijn geweest om gewoon correct te leren schrijven, rekenen en dergelijke.”
In plaats van voort te gaan op de weg die de verlichting in Duitsland als doel voor geestelijke ontwikkeling had gewezen, richtte
men zich in de HJ voornamelijk op de strijd tegen alles en iedereen die als 'on-Duits' en on-militaristisch werd gezien inclusief de
waarde van het humanisme, de algemene rechten van de mens en de democratie die de nazi's net om zeep hadden geholpen. De
geïndoctrineerde haat richtte zich voornamelijk op het bolsjewisme maar ook tegen het Westen, inclusief het “decadente internatio-
nale Jodendom” en was daarmee ook fel gericht tegen alles wat Westers modern was, zoals Amerikaanse films, moderne kunst en
'moderne' muziek, zoals jazz, Amerikaanse dansmuziek (big band etc.) en andere voor die tijd 'moderne' kunst- of cultuurvormen.
Voor sommigen kon het niet vroeg genoeg beginnen, zoals hier op de 'Reichs-
jugendtag' in 1934. Deze vader, vermoedelijk een SA-lid, sloeg de fase van DJ en
HJ voor zijn zoon over en maakte hem gelijk maar lid van de SA. Niet letter-
lijk natuurlijk, maar dit stukje wansmaak was gewaagder dan het lijkt, want een
maand eerder had Hitler de top van de SA door SS en politie laten vermoorden.
De van Hitler op 17 juni 1933 tot “Jugendführer des Deutschen
Reiches” gebombardeerde Baldur von Schirach voerde in hetzelf-
de jaar nog een 'staatsjongerendag' in wat voor de leden van
'Jungvolk' en 'Jungmädel' een dag vrijstelling van schoolplicht
betekende. Dat moest onder andere de niet-leden stimuleren,
ook lid van de horde te worden.
Op 1 december 1936 werd een wet voor de HJ van kracht die met
de volgende tekst werd ingeleid:
“Van de jeugd hangt de toekomst van het Duitse volk af. De hele
Duitse jeugd moet daarom op haar toekomstige plichten worden
voorbereid. De rijksregering heeft daarom tot de volgende wet
besloten die hier wordt afgekondigd.
§ 1 – De gehele Duitse jeugd binnen de grenzen van het rijk is in
de Hitlerjugend geconcentreerd.
§ 2 – De gehele Duitse jeugd is buiten het ouderlijk huis en de
school in de Hitlerjugend lichamelijk, geestelijk en zedelijk in de
geest van het nationaalsocialisme tot de dienst aan het volk en
tot de volksgemeenschap op te voeden.”
Het zal duidelijk zijn: De HJ was naast familie en school de enige
opvoedende instantie voor de Duitse jongere vanaf het tiende
levensjaar.
Deze opvoedende instantie telde in 1938 zeven miljoen
jeugdige slachtoffers. De staatsjongerendag werd weer afge-
schaft omdat het effect van een vijfdaagse schoolweek toch niet
tot de gewenste resultaten leidde. De schooltijd op die beruchte
zaterdag werd echter terug gebracht tot vier uur. In plaats van de
halve dag school, werden er meer verplichtingen in het kader
van HJ en dienstplicht ingevoerd, waaronder een landjaar (helpen bij de boer), een arbeidsjaar (helpen bij de Rijksarbeidsdienst) en
voor de meisjes een plichtjaar (helpen in de boerderij, in de fabriek of in het ziekenhuis en de inrichtingen van het vrouwenwerk).
In een aanvulling op de HJ-wet werd op 25 maart 1939 de jongerendienstplicht ingevoerd.
Nu mocht het lidmaatschap van de HJ eindelijk ook tegen de wil van de ouders worden afgedwongen. Toch werden er nog wel uit-
zonderingen gemaakt want volgens § 4 konden jongeren met erkende gezondheidsproblemen worden uitgesloten. Daar had men
toch niets aan. Op deze manier konden nog eens 1,7 miljoen kinderen worden binnen gehaald.
Natuurlijk was er een algemeen dienstrooster. Tot begin van de
oorlog was er elke zaterdag een twee uur durende clubhuis- of
blokhut-namiddag en een sportnamiddag, meestal woensdags,
voor zowel Jungvolk als Jungmädels.
Vanaf de leeftijd van 16 jaar werden de middagen avonden.
Daarbij kwamen voor het Jungvolk veld- en schietoefeningen.
Eens per maand moest elk van de vier organisaties (HJ, Jung-
volk, BDM, Jungmädel) in volledig uniform op het groepsappel
verschijnen. Daar werd het rooster door gesproken.
Tevens ging elk van de vier groepen eenmaal per maand op
een trektocht. Op de dagplanning van een tentenkamp stonden
militaire dril, elke vorm van sport, schietoefeningen, vlaggenapel-
De speciale eenheden hadden bovendien twee avonden
voor ideologische lessen en een zondag voor praktische diens-
ten op te brengen. Vervelen deed men zich dus niet echt.
Voorbereiding op een tragische toekomst: DJ oefent voor hulp bij de luchtverde-
diging en brandweer voor zinvolle assistentie bij hulpverlening tijdens bombarde-
menten. Dit speelt zich af in 1933 in Worms. De kleintjes dragen echte, zwart
geschilderde brandweerhelmen.
“En zo maak je hem stuk...” HJ en DJ tijdens wapenles.
Het slopen van een Mauser 98 was nog wel te doen en weer in elkaar zetten was
net als slopen maar dan in omgekeerde volgorde. Het de- en monteren van een
machinegeweer werd al lastiger.
In 1944 kon men dat soort plaatjes ook nog wel schieten, al wist de jeugd inmiddels
dat de generaal een tweede luitenant was. Het machinegeweer is nu een MG-42,
de basis voor veel verschillende wapens van dit soort internationaal. Het auto-
matische wapen, waarmee de Amerikanen in Vietnam uit de helikopters schoten,
was nog steeds op dit wapen gebaseerd.
Hitlerjunge met Panzerfaust. Tegen het
einde van de oorlog werd dit wapen
massaal aan leden van de HJ uitge-
deeld die tot Volkssturm-dienst waren
opgeroepen. Diverse kinderen hebben
met dit wapen geallieerde tanks uitge-
schakeld, sommigen méér dan één. De-
ze jongetjes waren vaak fanatieker dan
hun volwassen strijdmakkers.
Naast militaire oefeningen, waren er natuurlijk ook de meer 'ge-
wone' dingen, zoals tentenkampen, sportwedstrijden, wandel-
tochten, eigenlijk alles wat de inmiddels verboden padvinders
ook al deden en met veel plezier. Maar het uitgangspunt was
een ander. Hier werd de jeugd klaar gestoomd voor een oorlog.
Volgens het motto “Jeugd zal door jeugd worden geleid” werden
in de HJ jongens en meisjes van elke leeftijdsgroep geleid door
kinderen en jongeren die slechts weinig ouder waren. Von Schi-
rach volgde het principe dat “karakter-vorming door ervaring”
méér betekende dan “formele geest-scholing.” In tegenstelling
tot de jongerenbewegingen in de tijd van Weimar, werden deze
jeugdleiders van boven benoemd en konden niet van de hen
onderstelde HJ-leden ter verantwoording worden geroepen. De
Duitse socioloog en politicoloog Arno Klönne schreef in zijn
proefschrift voor zijn doctoraat samenvattend:
“De leidingsstructuur van de HJ was volledig hierargisch; een for-
mele verantwoording van het leiderschap was slechts telkens
naar boven mogelijk.” Alles was compleet volgens militair voor-
beeld geregeld. Leden met hogere leidersrangen werden betaald. Dat begon bij de leiders van de districtsstaf. En op het niveau van
de gebiedsleiding, werd de hele staf bezoldigd.
Een historicus becommentariëerde: “Dit leiderschapsprincipe mag voor jonge Duitsers toen wel aantrekkelijk hebben geleken of
zo zijn ervaren, maar het opende wel de poorten naar incompetentie, misbruik en corruptie.”
Karl-Heinz vertelt uit eigen ervaringen als 'Pimpf' (kleintje):
“Twaalfjarige hordeleiders brulden tienjarige jongetjes bij elkaar en jaagden ze over schoolpleinen, weilanden en braakliggend
terrein heen en weer. Het kleinste verzet of gemopper werd onmiddellijk genadeloos afgestraft...” Dat gesar en getreiter moest hels
zijn geweest. En je kon als slachtoffer nergens naartoe. Onderwijzers, als ze nog niet nazi waren, mochten zich er niet mee bemoei-
en, ouders werd inmenging zeer kwalijk genomen en kon tot vergaande consequenties leiden. Het was de bedoeling, een hard
maar gehoorzaam volk op te kweken. Je deed, zonder morren, wat werd opgedragen en daarmee uit. Redelijkheid was geen term
uit het nazi-woordenboek.
De hoofdtaak van de HJ was dus de lichamelijke harding van de jeugd. Sinds 1934 werd de twee uren durende dagelijkse school-
sport doorgevoerd. In 1936 had de HJ ook alle vrijwillige sportevenementen en -beoefening voor 10- tot 14-jarigen buiten school ge-
regeld en organiseerde vervolgens alle jeugdsportwedstrijden. Tot 1937 had von Schirach tegenover concurrerende organisaties
zoals 'Reichsbund für Leibesübung' en organisatie 'Kraft durch Freude' het monopolie op de sportieve evenementen en activiteiten
voor de jeugd. De jeugdafdelingen van deze concurrerende organisaties werden van nu af geleid door HJ-leiders die dus ook voor
de nieuwelingen zorgden.
HJ, zoals het graag aan bezorgde ouders werd getoond, vrolijk zingend en spelend
op de 'plukviool' op stap. Dit beeld verschilde niet veel of eigenlijk niets van padvin-
ders, Wandervögel, Naturfreunde of de een of andere kerkelijke jeugd-organisatie.
Links en onder: HJ-tentenkamp in China, Pasen 1935, wekken voor het ochtend-
appel.
Het Chinese avontuur van SA, HJ en BDM gebeurde op uitnodiging van het Kwo-
mintang, sinds de Chinese revolutie van 1911 regerende partij in China. De Kwo-
mintang was een gematigd democratische partij, aangevoerd door generalissimo
Chiang Kai-shek. Na de Chinees-Japanse oorlog van 1894-95, was men zich in
China bewust geworden van de militair-technische achterstand ten opzichte van het
Japanse keizerrijk en voelde men de dreigende hete adem van Japan. Chiang Kai-
shek zocht hulp in Europa en kwam bij Duitsland terecht dat wel grondstoffen uit
China wilde invoeren in ruil voor militaire hulp in de form van modernisering van
leger en bewapening.
De samenwerking tussen nazi-Duitsland en China duurde maar kort maar
heeft toch kunnen voorkomen dat Japan twee jaar later geheel China onder de voet
kon lopen. In het kader van deze samenwerking werd een delegatie van SA, HJ en
BDM naar China gestuurd om daar een indruk van het gezicht van het nieuwe
Duitsland achter te laten.
HJ demonstratief op pad van Shanghai naar Wusih in China, Pasen 1935. De
achtergrond voor de korte samenwerking tussen nazi-Duitsland en China had onder
andere te maken met het feit dat Duitsland na de Eerste Wereldoorlog alle conces-
sies in China aan de geallieerden was kwijt geraakt. De steun aan Chiang Kai-shek
opende tijdelijk de deuren voor nieuwe Chinese avonturen. Voor de deelnemers van
de HJ en BDM was dat het avontuur van hun jonge leven.
Vrije tijd in de gebruikelijke zin van het woord, hadden HJ-leden niet. Want naast de 'gewone' flauwekul van militaire en sportieve
aard, waren er ook nog de zogenaamde oogstinzet, landelijke gezondheidsdiensten, allemaal verplicht. En het stond allemaal in het
teken van lichamelijke bekwaamheid en militaire discipline. Daarnaast was het de bedoeling om de kinderen door die gezamenlijke
acties op te voeden in een gevoel van samenhorigheid. Weg met het individualisme en hier met de groepsbeleving! Daar kwamen
ook nog die zogenoemde sociale acties bij, zoals de hulpdienst van het 'Winterhilfswerk'. Daarbij bleef het niet bij het inzamelen
van geld via collecte-acties en met het verkopen van partij-prullaria, zoals speldjes, vlaggetjes en andere shit, maar ook het inzame-
len, sorteren en opbergen van giften in de vorm van voedsel, kleding en andere giften, zoals speelgoed en spullen voor dagelijks
gebruik. Maar tot de regelmatige inzamelacties hoorde ook het ophalen van oud metaal en oud papier voor hergebruik in de NS-
economie.